Uit uitgebreide fenotypering blijkt dat behandeling met vedolizumab bij patiënten met colitis ulcerosa geassocieerd is met een herstel van de epitheliale en stromale compartimenten in de darmmucosa van responderende patiënten, maar niet bij niet-responderende patiënten. Daarnaast lijkt de aanwezigheid van relatief grote aantallen aangeboren immuuncellen op baseline geassocieerd met een falende respons op vedolizumab.1
Ongeveer de helft van de patiënten met colitis ulcerosa respondeert niet op vedolizumab en er is dan ook dringend behoefte aan predictieve biomarkers. In de huidige studie onderzoekt men bij een willekeurige groep patiënten met colitis ulcerosa of cellulaire profielen in de darmmucosa en het perifere bloed de respons op vedolizumab bij patiënten met colitis ulcerosa kunnen voorspellen. Hiertoe werden 2 weken vóór en 14 weken ná de start van de behandeling immuun-, epitheliale en stromale cellen geïsoleerd uit mucosabiopten en uit het perifere bloed. De cellen werden gefenotypeerd met flowcytometrie en gebruikt voor single-cell RNA-sequencing.
Voor de analyse werden uit de darmmucosa 159.188 individuele cellen geïsoleerd van 54 verschillende celtypen en uit het perifere bloed 95.057 cellen van 30 verschillende celtypen. Een bepaling van de in het darmmucosa aanwezige celtypen suggereert dat de epitheliale en stromale compartimenten zich tijdens de behandeling met vedolizumab herstellen bij responderende patiënten, maar niet bij niet-responderende patiënten. Bij responderende patiënten gaat dit herstel gepaard met een vermindering van het aantal T-cellen en aangeboren immuuncellen, waaronder dendritische cellen en natural-killercellen, terwijl de mucosale ontsteking bij niet-responderende patiënten voortduurt.
Verdere fenotypering en sequentieanalyses suggereren dat de aanwezigheid van relatief grote aantallen aangeboren immuuncellen in de mucosa of het bloed op baseline correleert met de afwezigheid van een respons op vedolizumab. Daarnaast zijn de inflammatoire monocyten minder actief in de darmmucosa van niet-responderende patiënten dan van responderende patiënten.
Bron: