De resultaten van een medicatiebrede associatiestudie suggereren dat calciumantagonisten en RAS-remmers zijn geassocieerd met een verlaagde incidentie van de ziekte van Parkinson. Daarentegen waren bètablokkers en hartmedicatie geassocieerd met een verhoogde kans op Parkinson.
Onderzoekers voerden bij alle 4,6 miljoen Noren die in het Noorse voorschrijfregister zaten, een medicatiebrede associatiestudie (drug-wide association study; DWAS) uit die de periode 2004 tot 2019 besloeg. Voor alle geneesmiddelen werd nagegaan of gebruik ervan de daaropvolgende kans op Parkinson beïnvloedde. Het ging hierbij om ruim 600 miljoen afzonderlijke uitgegeven recepten.
Tijdens de follow-up van 15 jaar kregen 15.849 mensen Parkinson. De onderzoekers vonden meerdere associaties tussen categorieën medicijnen en Parkinson die nog niet eerder waren opgemerkt. Zo was de kans op Parkinson bij gebruikers van RAS-remmers verlaagd: OR 0,86 (95%-BI 0,83-0,89). Gebruik van calciumantagonisten verlaagde eveneens de kans op Parkinson. Een in eerder onderzoek gemelde associatie tussen cholesterolverlagende medicatie en Parkinson kon niet worden bevestigd. Bètablokkers en hartmedicatie waren in de Noorse DWAS geassocieerd met een verhoogde kans op Parkinson. Deze bevinding is volgens de onderzoekers aanleiding voor nauwkeuriger epidemiologische studies en experimentele studies naar de mechanismen achter dit verband. Ook geassocieerd met een verhoogde kans op Parkinson waren medicijnen die worden gebruikt in de prodromale fase van Parkinson, waaronder urologische middelen, antipsychotica, antidepressiva en middelen tegen obstipatie.
Bron: