Een Israëlische studie bevestigt dat ook patiënten met onverklaarde arteriële trombo-embolie, net als patiënten met een veneuze trombo-embolie, een hoger risico op een onderliggende maligniteit hebben dan gematchte controles. De absolute incidentie blijft echter laag, blijkt uit de cijfers.
Vanwege het verhoogde risico op een onderliggende kwaadaardige aandoening is alertheid op tekenen van kanker bij patiënten met een spontane veneuze trombo-embolie onderdeel van de standaardzorg. De onderzoekers veronderstelden dat ook patiënten met schijnbaar onverklaarde arteriële trombo-embolie (ATE) mogelijk een verhoogd risico op een onderliggende maligniteit hebben. Ze voerden daarom een population-based historisch cohortonderzoek uit met behulp van gegevens uit de database van de Clalit Health Services (CHS) die zij combineerden met data uit het Israëlische nationale kankerregister.
Het ATE-cohort omvatte ruim 43.000 patiënten van 25 jaar of ouder met een eerste ATE tussen 1-1-2008 en 31-12-2015. In de ATE-groep bleek de cumulatieve incidentie van kanker 12 maanden na de ATE 0,020, in de controlegroep was dat 0,012 (HR 1,682). In de subgroep met patiënten van 50 jaar of jonger was de incidentie respectievelijk 0,006 en 0,002 (HR 2,938), in de subgroep met patiënten zonder cardiovasculaire risicofactoren 0,020 en 0,006 (HR 3,468), en in de subgroep zonder eerdere cardiovasculaire ziekte 0,024 en 0,011 (HR 2,092).
De onderzoekers raden aan om ook bij patiënten met ATE extra aandacht te besteden aan subtiele tekenen van maligniteiten, zoals bloedarmoede en gewichtsverlies, zeker als er geen verklaring is voor de embolie.
Bron:
Leader A, et al. The many faces of thrombosis. EHA25 VIRTUAL 2020, abstract S325.