In de ASCEMBL-studie bleek de STAMP-remmer asciminib bijna twee keer zo effectief bij patiënten met chronische myeloïde leukemie in de chronische fase (CML-CP) dan de standaardbehandeling met bosutinib, ook na drie of meer eerdere behandellijnen met andere tyrosinekinaseremmers (TKI’s).
In de fase III-studie werd asciminib, dat specifiek is gericht op de myristoyl-pocket op het BCR-ABL1-eiwit, vergeleken met bosutinib (BOS) als behandeling van patiënten met CML-CP, die eerder waren behandeld met 2 of meer TKI’s. In totaal werden 233 patiënten 2:1 gerandomiseerd naar asciminib 40 mg tweemaal daags (n = 157) of BOS 500 mg eenmaal daags (n = 76). De resultaten werden gepresenteerd in een late breaking abstract.
Bij datacutoff was de mediane duur van de follow-up 14,9 maanden. Op dat moment waren respectievelijk nog 97 (61,8%) en 23 (30,3%) patiënten onder behandeling. De meest voorkomende reden voor het stoppen van de behandeling was gebrek aan werkzaamheid.
De major moleculaire respons (MMR) na 24 weken was 25,5% in de asciminib-arm en 13,2% in de BOS-arm, waarmee het primaire eindpunt was bereikt. Na correctie voor major cytogenetische respons (MCyR)-status at baseline was het verschil tussen beide armen 12,2% (95%-BI 2,19-22,3; p = 0,029). Uit vooraf geplande subgroepanalyses bleek asciminib in de meeste demografische en prognostische subgroepen superieur aan BOS, waaronder patiënten die al met 3 of meer TKI’s waren behandeld.
Bijwerkingen van graad 3 of hoger traden op bij 50,6% en 60,5% van de patiënten die respectievelijk met asciminib en BOS werden behandeld. De meest voorkomende waren trombocytopenie (17,3% versus 6,6%), neutropenie (14,7% versus 11,8%), diarree (0% versus 10,5%) en verhoogd ALAT (0,6% versus 14,5%).
Bron: