De resultaten van de fase III-JUVE-BASIS-studie laten zien dat baricitinib vergeleken met placebo geassocieerd is met een significant langere tijd tot flares bij patiënten met polyarticulaire juveniele idiopathische artritis die eerder behandeld waren met DMARD’s.1 Het bijwerkingenprofiel kwam overeen met dat van eerder klinisch onderzoek.
Baricitinib is een selectieve JAK1/2-remmer die onder andere is geregistreerd voor de behandeling van volwassenen met matige tot ernstige reumatoïde artritis die eerder behandeld zijn met disease-modifying anti-rheumatic drugs (DMARD’s). In de fase III-JUVE-BASIS-studie werden de werkzaamheid en veiligheid onderzocht van baricitinib bij patiënten van 2 tot 18 jaar met oligo- of polyarticulaire juveniele idiopathische artritis (JIA) die onvoldoende reageerden op conventioneel synthetische of biologische DMARD’s.
De patiënten werden de eerste 12 weken behandeld met baricitinib en responderende patiënten werden vervolgens gerandomiseerd naar behandeling met baricitinib of placebo gedurende 32 weken. De primaire uitkomstmaat was de tijd tot flares vanaf randomisatie.
Uit de resultaten blijkt dat de tijd tot flares significant langer was met baricitinib (n = 82) dan met placebo (n = 81; HR 0,24 (95%-BI 0,13-0,45); p < 0,001). De mediane tijd tot flares werd niet bereikt in de baricitinib-arm en was 27,14 weken in de placeboarm. Van de patiënten die behandeld werden met baricitinib had na 44 weken 17,1% een flare gehad versus 50,6% van de patiënten die placebo hadden gekregen (p < 0,001).
Een analyse van de veiligheid laat zien dat bijwerkingen voorkwamen bij 65,9% van de patiënten in de baricitinib-arm versus 46,9% van de patiënten in de placeboarm. De exposure-adjusted incidence rate (EAIR) van ernstige bijwerkingen na randomisatie was vergelijkbaar in beide studiearmen. Wegens bijwerkingen werd de behandeling met baricitinib gestopt bij 1 patiënt en met placebo bij 2 patiënten.
Bron: