DNA-sequencing van het urogenitale microbioom bij postmenopauzale vrouwen heeft een sterke associatie laten zien tussen gebruik van oestrogeensuppletie en verrijking van de genus Lactobacillus. De onderzoekers denken dat dit effect van hormoonsubstitutietherapie (HST) kan bijdragen aan een verlaagde kans op urineweginfecties (UTI).
De onderzokers uit het Amerikaanse Dallas presenteerden tijdens EAU20 Virtual de resultaten de resultaten van de eerste ooit uitgevoerde systematische ‘whole-genome metagenomic sequencing’ (WGMS) van het urogenitale microbioom bij postmenopauzale vrouwen. Eerste auteur dr. N.J. De Nisco legde uit dat terugkerende urineweginfecties (rUTI), dat wil zeggen ≥ 3 per jaar, een groeiend probleem vormen. rUTI treft vooral vrouwen na de menopauze. Veranderingen in het urogenitale microbioom na een infectie verhogen mogelijk de kans op een volgende infectie.
Het doel van deze cross-sectionele studie was aan de hand van WGMS het urogenitale microbioom van 39 vrouwen in kaart te brengen en te vergelijken. Er werden drie cohorten onderscheiden: (1) vrouwen zonder UTI in de geschiedenis (n = 10); (2) rUTI in remissie (n = 15); en (3) rUTI met op dat moment een UTI (n = 14).
Er waren twee belangrijke resultaten die dr. De Nisco benadrukte. Ten eerste bleek het urogenitale microbioom bij vrouwen met een urineweginfectie (cohort 3) minder divers dan bij vrouwen in de cohorten 1 en 2. In vergelijking met cohort 2 en 3 was het aantal bacteriesoorten in het urogenitale microbioom van cohort 1 ongeveer tien keer hoger. Ten tweede vonden de onderzoekers een robuuste associatie tussen oestrogeengebruik (n = 34) en de hoeveelheid Lactobacillus in het urogenitale microbioom van vrouwen in cohort 1 en 2. Vrouwen die niet regelmatig oestrogeen gebruikten, hadden lage of niet te detecteren Lactobacillus-spiegels. Dit kan betekenen dat oestrogeen de groei van Lactobacillus in het urogenitale stelsel bevordert.
Bron: