Tijdelijk vervangen van mycofenolaatmofetil door everolimus geeft geen verbetering van de immunogeniciteit van COVID-19-vaccins bij patiënten die een niertransplantatie hebben ondergaan. Dat concludeerde Lianne Messchendorp (UMCG) in haar presentatie over de Nederlandse PREPARE-iVAC-trial.
De immunogeniciteit van vaccins is verminderd bij niertransplantatiepatiënten doordat zij immunosuppressiva moeten gebruiken. Eerder onderzoek toonde aan dat de immuunrespons na vaccinaties hoger was bij patiënten die chronisch everolimus gebruikten in plaats van mycofenolaatmofetil (MMF). Of de immuunrespons ook verbetert als MMF kortdurend wordt vervangen, was nog onduidelijk.
Messchendorp en haar collega’s van het RECOVAC-consortium voerden daarom de multicenter, open label deelstudie PREPARE-iVAC uit. Hierin randomiseerden ze 110 patiënten uit alle Nederlandse UMC’s naar voorzetten van MMF (n = 55) of naar MMF vervangen door everolimus (n = 55). 6 weken na randomisatie kregen alle deelnemers een COVID-19-vaccinatie (mRNA Omicron XBB.1.5). Daarnaast kregen ze na 10 en na 14 weken een herpeszostervaccinatie (recombinant zostervaccin).
28 dagen na de COVID-19-vaccinatie bleken neutraliserende antilichaamtiters voor Omicron XBB.1.5 (PRNT50) vergelijkbaar te zijn met MMF en met everolimus (log10-verschil –0,07 (95%-BI –0,37 tot –0,22; p = 0,62). Ook SARS-CoV-2 S1-specifieke IgG-waarden verschilden niet (4.280 vs. 3.870 BAU/ml; p = 0,38). Na de herpeszostervaccinaties waren de effecten echter anders: de VZV-specifieke IgG-waarden waren nu wél hoger in de everolimusgroep dan in de MMF-groep (1.101 vs. 2.192 BAU/ml 50% eindpunttiter; p = 0,004).
“De discrepantie is mogelijk te verklaren doordat de deelnemers eerder al meerdere COVID-19-vaccinaties kregen, terwijl het hun eerste gordelroosvaccinatie was,” legde Messchendorp uit in de Late-Breaking Science Orals-sessie. “Daarom kan het vervangen van MMF door everolimus bij een nieuw virus alsnog een goede strategie zijn om de immuunrespons te verbeteren.” Behalve de gebruikelijke bijwerkingen (oedeem, mondzweren, trombocytopenie) traden met everolimus meer bacteriële infecties op (11,1 vs. 27,3%; p = 0,03), maar deze waren meestal goed te behandelen.
Bron: