Uit resultaten van de EFFICACI-studie blijkt dat vedolizumab vergeleken met infliximab in week 14 geassocieerd is met een significant betere steroïdvrije klinische remissie bij patiënten met matig tot ernstig actieve colitis ulcerosa die eerder werden behandeld met anti-TNFα.1 Vedolizumab was ook geassocieerd met een betere endoscopische remissie.
Bij colitis ulcerosa wordt de behandelkeuze in de tweede lijn bemoeilijkt door het ontbreken van head-to-head-studies naar gevorderde therapieën. In de gerandomiseerde EFFICACI-studie wordt de uitkomst onderzocht van infliximab versus vedolizumab bij patiënten met matig tot ernstig actieve colitis ulcerosa die eerder werden behandeld met adalimumab of golimumab. De primaire uitkomstmaat is de steroïdvrije klinische remissie in week 14.
Uit de resultaten bleek dat vedolizumab vergeleken met infliximab geassocieerd is met een significant betere steroïdevrije klinische remissie in week 14: 34,60 versus 19,20% (p = 0,033).1 In week 14 was de endoscopische remissie 19,50% in de vedolizumab-groep en 8,30% in de infliximab-groep (p = 0,0507) en was het percentage patiënten met een endoscopische verbetering respectievelijk 46,80 en 29,20% (p = 0,0273).
In de vedolizumab-groep versus de infliximab-groep was het percentage patiënten met een klinische respons respectievelijk 34,6 vs. 32,4% in week 2 (p = 0,27), 56,4 vs. 42,5% in week 6 (p = 0,08) en 59 vs. 50% in week 14 (p = 0,77). Tussen baseline en week 14 was er tussen beide groepen geen significant verschil in de gemiddelde CRP-concentratie en ook niet in het percentage patiënten met < 100 μg/g of < 250 μg/g fecaal calprotectine in week 14.
Bron: