Bij kinderen met laaggradige gliomen met BRAF V600-mutaties leidt doelgerichte behandeling met dabrafenib en trametinib tot een betere progressievrije overleving dan standaard chemotherapie. Ook waren er beduidend meer kinderen met een tumorrespons en was de behandeling minder toxisch.
Voor het onderzoek werden in 57 centra in 20 landen kinderen met laaggradig glioom gerekruteerd. In totaal includeerden de onderzoekers 110 patiënten van 1 tot 17 jaar oud, die allen een BRAF V600-positieve tumor hadden. BRAF V600-mutaties komen voor bij ongeveer 15 tot 20% van de patiënten met laaggradig glioom. Na de randomisatie werden de deelnemers behandeld met dabrafenib plus trametinib of met carboplatine plus vincristine. Primair eindpunt was de complete plus de partiële respons: de objective response rate (ORR).
Na een mediane follow-up van 18,9 maanden was de mediane progressievrije overleving 20,1 maanden in de groep behandeld met BRAF/MEK-remmers, versus 7,4 maanden in de controlegroep. De ORR was 47 vs. 11% en de clinical benefit rate (complete respons, partiële respons of stabiele ziekte gedurende minimaal zes maanden) was 86 vs. 46%.
Bovendien had de doelgerichte behandeling minder bijwerkingen. In de groep behandeld met BRAF/MEK-remmers traden minder vaak bijwerkingen op van graad 3 of hoger (47 vs. 94%) en stopten minder patiënten wegens bijwerkingen (4 vs. 18%). De meest voorkomende bijwerkingen in de BRAF/MEK-groep waren koorts (68%), hoofdpijn (47%) en overgeven (34%). Daarbij merkten de onderzoekers dat de kwaliteit van leven bij de doelgerichte behandeling relatief goed was, terwijl deze bij de patiënten behandeld met chemotherapie geleidelijk verslechterde.
De onderzoekers concluderen dat orale behandeling met BRAF/MEK-remmers kan leiden tot significant betere uitkomsten dan standaard chemotherapie en dat de resultaten het belang onderstrepen van het testen op BRAF V600-mutaties. De studie wordt voortgezet om de optimale duur van de behandeling met BRAF/MEK-remmers te bepalen.
Bron