Behandeling met de reversibele dipeptidylpeptidase 1 (DPP1)-remmer brensocatib verlengt bij patiënten met niet-cysteuze fibroserende bronchiëctasie de tijd tot de eerste exacerbatie. Daarnaast geeft het gebruik van brensocatib bij deze populatie in het algemeen minder exacerbaties.
Dit was de uitkomst van de WILLOW-studie, een fase 2-dubbelblinde placebogecontroleerde studie. In deze studie werden patiënten met bronchiëctasie en ten minste twee pulmonale exacerbaties in het jaar voorafgaand aan inclusie, 1:1:1 gerandomiseerd naar eenmaal daags brensocatib gedurende 24 weken 10 mg (n = 82) of 25 mg (n = 87) of naar placebo (n = 87). Het primaire eindpunt was de tijd tot de eerste exacerbatie in 24 weken.
In beide brensocatib-armen trad in de behandelingsperiode significante verlening op van de tijd tot de eerste pulmonale exacerbatie in vergelijking met placebo (brensocatib 10 mg: p = 0,03; brensocatib 25 mg: p = 0,04). Het risico op exacerbatie op elk willekeurig moment in de studieperiode was met brensocatib 10 mg verminderd met 42% (HR 0,58; 95%-BI 0,35-0,95; p = 0,03) en met brensocatib 25 mg met 38% (HR 0,62; 95%-BI 0,38-0,99; p = 0,046). De incidentie van een exacerbatie per persoonsjaar was 0,88 met brensocatib 10 mg, 1,03 met brensocatib 25 mg en 1,37 met placebo. De incidence rate ratio’s (IRR) waren significant in het voordeel van brensocatib 10 mg ten opzichte van placebo (IRR 0,64); voor brensocatib 25 mg vertoonden zij een numeriek voordeel (IRR 0,75).
De onderzoekers concludeerden dat een behandeling die de inflammatie bij patiënten met bronchiëctasieën direct vermindert, potentiële klinische voordelen heeft.1
Bron
- Chalmers JD, et al. Efficacy of DPP1 inhibition with brensocatib in subgroups of patients with bronchiectasis- the WILLOW study. ERS 2020, e-poster 4135.