Cabotegravir/rilpivirine langdurig effectief in Nederlandse studie

Delen via:
EACS 2023

De langwerkende injecteerbare combinatie cabotegravir plus rilpivirine is in een Nederlandse observationele studie als onderhoudsbehandeling niet inferieur gebleken aan een standaard tripeltherapie voor hiv. De studie is uitgevoerd bij een groep nauwkeurig omschreven hiv-patiënten zonder bekende risicofactoren voor virologisch falen.

In klinische trial is de effectiviteit op de lange termijn van langwerkende injecteerbare cabotegravir plus rilpivirine (CAB+RPV) als hiv-onderhoudstherapie goed aangetoond, maar veel minder goed in real-world observationele data. Nederlandse onderzoekers zetten daarom een studie op om te kijken of CAB+RPV niet inferieur is aan een (niet nader gespecificeerde) standaard tripel antiretroviale therapie (tART). Ze konden gebruikmaken van het cohort van de AIDS Therapy Evaluation in the Netherlands study (ATHENA). Dit is een doorlopende cohortstudie van hiv-patiënten verspreid door heel Nederland.

Geïncludeerd uit dit cohort werden patiënten die CAB+RPV gingen gebruiken en bij wie niet eerder sprake was geweest van virologisch falen (VF). Als controlegroep werden gematchte gebruikers van een tART in een verhouding van 2:1 geïncludeerd. Bij alle deelnemers met minstens 1 jaar follow-upgegevens werd gekeken of ze VF hadden, gedefinieerd als ≥ 1 plasma-hiv RNA ≥ 200 c/ml, met een non-inferioriteitsmarge van 5%.

De onderzoekers includeerden 188 CAB+RPV-gebruikers en 324 controlepersonen. Aan het begin van de behandeling had geen van de patiënten in de experimentele groep RPV-resistentie; 1 had hiv-1-subtype A1A6. De mediane follow-up was 379 dagen (IQR 337-490). In de experimentele groep staakten 23 patiënten (11%) de behandeling binnen 1 jaar. VF kwam voor bij 3 patiënten (2%) in de experimentele groep en bij 9 (3%) in de controlegroep. Bij 2 van hen werden integrase- en NNRTI-mutaties ontdekt. Zonder van behandeling te wisselen, bereikte 1 patiënt in de experimentele groep en 3 in de controlegroep opnieuw virale onderdrukking.

Al met al was CAB+RPV niet inferieur aan tART, met een verschil in risico van -1,2% (95%-BI -4,0 tot 2,5%).

Bron:

Jongen V, Wit F, van Eeden A, et al. Effectiveness of injectable long-acting cabotegravir and rilpivirine for the treatment of HIV-1: results from the Dutch ATHENA national observational cohort. EACS 2023, abstract 922.

EASL: testen en behandelen voorkomt de verspreiding van HCV

apr 2017 | Hepatitis

Lees meer over EASL: testen en behandelen voorkomt de verspreiding van HCV

CROI: Risicoscore AHI voor MSM

feb 2017 | HIV

Lees meer over CROI: Risicoscore AHI voor MSM

CROI: Resistentie maar geen invloed op behandeling

feb 2017 | HIV

Lees meer over CROI: Resistentie maar geen invloed op behandeling

CROI: Farmacokinetiek dolutegravir bij 60-plussers

feb 2017 | HIV

Lees meer over CROI: Farmacokinetiek dolutegravir bij 60-plussers

CROI: Beschikbaarheid DAA's leidt tot hoge SVR bij co-infectie

feb 2017 | HIV

Lees meer over CROI: Beschikbaarheid DAA's leidt tot hoge SVR bij co-infectie

CROI 2017: Behandeling XDR-TB met pretomanid, bedaquiline en linezolid

feb 2017 | HIV, Tuberculose

Lees meer over CROI 2017: Behandeling XDR-TB met pretomanid, bedaquiline en linezolid

CROI 2017: Vaker HBV-seroconversie bij hiv-co-infectie

feb 2017 | Hepatitis, HIV

Lees meer over CROI 2017: Vaker HBV-seroconversie bij hiv-co-infectie

CROI 2017: Minder chlamydia en syfilis met doxycycline PEP

feb 2017 | Bacteriële infecties

Lees meer over CROI 2017: Minder chlamydia en syfilis met doxycycline PEP

CROI 2017: HCC na SVR bij hiv-HCV-co-infectie

feb 2017 | Hepatitis, HIV

Lees meer over CROI 2017: HCC na SVR bij hiv-HCV-co-infectie