Cardiovasculaire risicofactoren bij MS gelinkt aan hersenatrofie

Delen via:
ECTRIMS 2020

Zelfs bij MS-patiënten jonger dan 50 jaar blijkt de aanwezigheid van cardiovasculaire (CV) risicofactoren te zijn geassocieerd met hersenatrofie. Resultaten van nieuw onderzoek, dat werd gepresenteerd tijdens het virtuele ECTRIMS-congres, suggereren dat CV-risicofactoren synergistische effecten hebben bij MS, iets wat neurologen en internisten gemakkelijk over het hoofd kunnen zien.

CV-risicofactoren zijn al eerder in verband gebracht met veranderingen in klinische en MRI-uitkomsten bij MS, maar dan vooral bij oudere patiënten. Bij hen is het echter moeilijker de rol van MS te bepalen bij schade door problemen in de kleine bloedvaten in de hersenen (cerebral small vessel disease). Een Italiaanse groep onderzocht daarom de impact van CV-risicofactoren bij 124 MS-patiënten tussen de 18 en 50 jaar.

Hiertoe werden de uitkomsten van MRI- en ander neurologisch onderzoek van deze patiënten vergeleken met die van 124 gematchte gezonde controlepersonen. Ook werden van beide groepen de traditionele CV-risicofactoren bepaald, zoals hypertensie, diabetes, dislipidemie en roken (≥ 5 pack years) en werd beoordeeld wat de invloed was van ‘stringenter’ gedefinieerde risicofactoren: ≥ 10 pack years, hypertensie en verder dislipidemie of diabetes ten tijde van het onderzoek.

In de MS- en HC-groep hadden respectievelijk 48 en 19 deelnemers 1 traditionele CV-risicofactor (in de meeste gevallen roken), 15 en 4 deelnemers hadden er meer dan 1. In de MS-groep was het hebben van minstens 2 traditionele CV-risicofactoren geassocieerd met een kleiner volume genormaliseerde grijze stof (nGMV) (p = 0,01), een kleiner volume genormaliseerde witte stof (nWMV) (p = 0,03) en een kleiner genormaliseerd hersenvolume (nBV) (p = 0,003); er was geen associatie met het volume van T2-laesies (T2-LV) (p = 0,27).

De aanwezigheid van 1 stringente CV-risicofactor was in de MS-groep geassocieerd met een afgenomen nGMV (p = 0,06), nWMV (p = 0,003) en nBV (p < 0,001), en met een hoger T2-LV (p = 0,03). In de HC-groep daarentegen werden geen verschillen gezien die afhankelijk waren van de aanwezigheid van traditionele of stringente risicofactoren.

Bron:

Bonacchi R. Cardiovascular risk factors affect brain volume in young MS patients. MSVIRTUAL2020, PS04.05.

Bloedverdunners verminderen cognitieve achteruitgang bij AF niet

dec 2024 | Neuro-vasculair, Ritmestoornissen

Lees meer over Bloedverdunners verminderen cognitieve achteruitgang bij AF niet

Hoeveelheid reticulaire pseudodrusen gerelateerd aan risico op een beroerte

sep 2024 | Myocardinfarct, Netvliesafwijkingen, Neuro-vasculair

Lees meer over Hoeveelheid reticulaire pseudodrusen gerelateerd aan risico op een beroerte

Veranderingen in korteketenvetzuren hangen samen met ziekteprogressie bij patiënten met MS

sep 2024 | Multipele Sclerose

Lees meer over Veranderingen in korteketenvetzuren hangen samen met ziekteprogressie bij patiënten met MS

De effectiviteit, veiligheid en belasting van behandeling met cladribine-tabletten

sep 2024 | Multipele Sclerose

Lees meer over De effectiviteit, veiligheid en belasting van behandeling met cladribine-tabletten

Hoe presenteert corticale encefalitis zich bij kinderen met MOGAD?

sep 2024 | Multipele Sclerose

Lees meer over Hoe presenteert corticale encefalitis zich bij kinderen met MOGAD?

3D-FLAIR bruikbaar voor de identificatie van neuritis optica

sep 2024 | Multipele Sclerose

Lees meer over 3D-FLAIR bruikbaar voor de identificatie van neuritis optica

De-escalatie geeft hoger risico op relapses en ziekteprogressie

sep 2024 | Multipele Sclerose

Lees meer over De-escalatie geeft hoger risico op relapses en ziekteprogressie

Therapeutische inertie bij de behandeling van vrouwen met MS

sep 2024 | Multipele Sclerose

Lees meer over Therapeutische inertie bij de behandeling van vrouwen met MS

Kan progressie onafhankelijk van relapsactiviteit worden vastgesteld met patiëntgerapporteerde uitkomsten?

sep 2024 | Multipele Sclerose

Lees meer over Kan progressie onafhankelijk van relapsactiviteit worden vastgesteld met patiëntgerapporteerde uitkomsten?