Hyperfiltratie is een belangrijke aanwijzing voor het ontstaan van diabetische nefropathie. De nieren filteren dan meer bloed dan gebruikelijk en deze verhoogde GFR wordt in verband gebracht met een grotere kans op hart- en vaatziekten en een hoger risico op overlijden. Onderzocht is of met de combinatie van een SGLT-2-remmer en de ACE-remmer ramipril de eGRF daalt.
In deze gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde, cross-overstudie zijn de effecten geëvalueerd van vier verschillende behandelperiodes bij mensen met een verhoogd risico op renale hyperfiltratie:
- geen behandeling;
- 4 weken ramipril;
- 4 weken combinatiebehandeling met empagliflozine (25 mg) en ramipril (10 mg);
- 4 weken combinatiebehandeling placebo en ramipril (10 mg).
Groot aantal metingen
Het primaire eindpunt was de GFR na behandeling met empagliflozine-ramipril in vergelijking met placebo-ramipril. Na elke fase is een Euglycemic Clamp Test gedaan (4-6 mmol/l) waarbij gekeken is naar inuline (GFR) en de effectieve renale plasmastroom (ERPF), de natriumconcentratie in het tubulaire lumen, de bloeddruk, arteriële stijfheid, hartslagvariabiliteit, hartminuutvolume en eiwitten in plasma en urine.
Met empagliflozine-ramipril daalde de GFR met 8 ml/min/1,73 m2 (p = 0,0061). De absolute proximale vloeistofreabsorptiesnelheid (p = 0,0092), de absolute proximale natriumreabsorptiesnelheid (p = 0,0056) en het gehalte aan urine 8-isoprostanen (p = 0,0084) waren met empagliflozine-ramipril lager dan met placebo-ramipril. Ook daalden de bloeddruk (SBP p = 0,0112; DBP p = 0,0032) en de totale perifere weerstand (p = 0,0368).
‘GFR-dip’
De combinatiebehandeling resulteerde in een verwachte GFR-‘dip’, onderdrukking van oxidatieve stressmarkers en extra daling van de bloeddruk en de totale perifere weerstand. Deze veranderingen zijn consistent met de verlaging van de intraglomerulaire druk en van het cardiorenale risico na toevoeging van een SGLT-2-remmer aan standaardbehandeling.
Bron