Jonge mensen met niet-reumatische auto-immuunziekten (nr-AD) rapporteerden meer SARS-CoV-2-infecties en klachten kort na vaccinaties dan degenen met reumatische ziekten (RMD), ondanks een lagere blootstelling aan immuunsuppressiva. Mogelijk speelt de ziekte zelf een grotere rol dan de behandeling, suggereert Alessia Alluno, die de resultaten presenteerde in de Late Breaking Clinical Trials-sessie.
Onderzoekers van de internationale COVID-19 Vaccination in AD (COVAD) studie wilden uitzoeken of COVID-19 en reacties op SARS-CoV-2-vaccinaties door langdurige blootstelling aan medicatie bij jonge mensen (18-35 jaar) met auto-immuunaandoeningen anders verlopen dan bij gezonde controlepersonen (HC). Ze gebruikten daarvoor gegevens uit de COVAD 1- (2021) en 2- (2022) vragenlijsten. 6.010 van die vragenlijsten waren ingevuld door jonge mensen (1.692 RMD, 400 nrAD en 3.918 HC) van wie > 80% minimaal 2 vaccindoses had gehad. In de nr-AD-groep gebruikte < 5% van de patiënten voor vaccinatie glucocorticoïden en 7% andere immunosuppressiva, tegenover 30% en > 80% in de RMD-groep.
Milde adverse events binnen 7 dagen na de eerste of tweede vaccinatie, zoals pijn op de prikplek, hoofdpijn en vermoeidheid, kwamen vaker voor bij patiënten met RMD (vs. HC: OR 2,4; 95%-BI 2,0-3,1) en nr-AD (vs. HC: OR 2,0; 95%-BI 1,4-2,9). Deze klachten kwamen vaker voor in de groep met nr-AD dan in de groep met RMD en HC, net als koorts en rillingen.
Het aantal SARS-CoV-2-infecties was vrijwel hetzelfde in de 3 groepen (25-28%). Vergeleken met HC kwamen in de RMD-groep infecties voor de vaccinatie minder vaak voor (OR 0,6; 95%-BI 0,4-0,9) en doorbraakinfecties juist meer (OR 2,7; 95%-BI 2,1-3,5). Infecties voor en na vaccinatie verschilden niet van elkaar in de nrAD-groep, maar in de RMD-groep traden significant minder vaak geur- en smaakverlies op bij doorbraakinfecties. Minder dan 5% van alle respondenten had behandeling nodig voor de SARS-CoV-2-infectie en 10% van de RMD- en 7% van de nr-AD-patiënten rapporteerden opvlamming van hun ziekte na besmetting.
Bron: