Amerikaans onderzoek wees uit dat de sterfte door COVID-19 bij patiënten met zowel kanker als cardiovasculaire ziekte onevenredig hoger ligt bij mannen, bij mensen van Afro-Amerikaanse en Latijns-Amerikaanse afkomst en bij degenen die op het platteland wonen. De onderzoekers pleiten voor meer onderzoek om inzicht te krijgen in de sociaal-economische factoren die aan deze verschillen ten grondslag liggen.
Vuong et al. stelden zich ten doel om een inschatting te maken van de sterfte in de Verenigde Staten als gevolg van COVID-19 bij mensen die zowel kanker als cardiovasculaire ziekte (CVD) hadden – de zogenaamde cardio-oncologiepopulatie – en de demografische kenmerken van deze groep in kaart te brengen. Zij deden dit met behulp van data van het Center for Disease Control (CDC) door de overlevingsuitkomsten van maart tot december 2020 te beoordelen naar ras of etniciteit, geslacht en rurale status. De uitkomst was het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer (AAMR), dat werd berekend als aantal sterfgevallen per 1 miljoen persoonsjaren gebaseerd op de 2000 US-standaardpopulatie onderverdeeld naar ras, etniciteit, geslacht en woonachtig zijn op het platteland versus in de grootstedelijke gebieden.
In totaal telden de onderzoekers in de cardio-oncologiepopulatie 6311 sterfgevallen als gevolg van COVID-19 onder de 16.282 sterfgevallen door alle oorzaken (AAMR 5,17 sterfgevallen/1.000.000 persoonsjaren). Deze sterfgevallen omvatten 1,80% van alle COVID-19-sterfgevallen op een totaal van 350.831 sterfgevallen tijdens de onderzoeksperiode en 3,80% van de sterfte door alle oorzaken in de cardio-oncologiepopulatie op een totaal van 166.282. De sterftecijfers onder mannen waren hoger dan onder vrouwen (AAMR 7,35 vs. 2,19 sterfgevallen/1.000.000). Uitgesplist naar raciale of etnische achtergrond bleken de sterftecijfers het hoogst onder mensen van Afro-Amerikaanse komaf (AAMR 9,31 sterfgevallen/1.000.000). Onder mensen met een Spaanse of Latijns-Amerikaanse achtergrond lagen de sterftecijfers hoger dan onder mensen met een andere achtergrond (AAMR 7,10 vs. 4,86 sterfgevallen/1.000.000). De sterftecijfers op het platteland waren hoger dan in de grootstedelijke gebieden (het ruwe sterftecijfer was 9,15 vs. 6,20 sterfgevallen/1.000.000).
Bron