Uit een nieuwe analyse van de DAPA-CKD-trial blijkt dat chronische behandeling met dapagliflozine de daling van de eGFR afremt bij patiënten zonder diabetes type 2 maar met microalbuminurie. Hoewel de bestudeerde groep klein was, suggereren de resultaten dat de beschermende effecten van het middel ook gelden voor deze patiëntencategorie.
Uit eerdere analyses van de DAPA-CKD-trial bleek al dat de SGLT2-remmer dapagliflozine onder CNS-patiënten met en zonder diabetes type 2 het risico op nierfalen met ongeveer 40% vermindert en nierfunctiedaling vertraagt. De meerderheid van de deelnemende patiënten had echter macroalbuminurie (mediaan 949 mg/g). In deze nieuwe analyses bekeken de onderzoekers daarom of dapagliflozine ook effectief is bij patiënten zonder type 2 diabetes met een mindere mate van albuminurie.
In de DAPA-CKD-studie werden patiënten met een urine albumine/creatinine-ratio (UACR) van 200-5000 mg/g en een eGFR van 25-75 ml/min/1,73 m2 gerandomiseerd naar dapagliflozine (10 mg) of placebo, als toevoeging aan de standaardzorg. Het primaire eindpunt was een gecombineerde uitkomstmaat voor blijvende eGFR-daling van minimaal 50%, terminaal nierfalen of overlijden door nierziekte.
In deze studie werd specifiek voor de patiënten zonder diabetes type 2 én een UACR tussen de 30 en 300 mg/g (n = 136) met mixed-effects modellen het beloop van de eGFR geanalyseerd tussen baseline en week 2 en tussen baseline en het einde van de behandeling. In de dapagliflozine-groep (n = 72) daalde de eGFR tussen baseline en week 2 sterker dan in de placebogroep (n = 64), met een verschil van 2,4 ml/min/1,73 m2 (95%-BI 0,4-4,5) tussen de groepen. Daarna zorgde dapagliflozine voor een tragere gemiddelde eGFR-daling (1,8 ml/min/1,73 m2; 95%-BI 0,4-3,1) vergeleken met placebo. Het primaire eindpunt kwam in beide groepen maar heel weinig voor: 1 keer in de dapagliflozine-groep en 3 keer in de placebogroep.
Bron