Een autologe stamceltransplantatie (ASCT) als consolidatiebehandeling heeft, ongeacht de toevoeging van etoposide aan CHOP, de overleving van patiënten met perifeer T-cel non-hodgkinlymfoom (T-NHL) aanzienlijk verbeterd. Dit blijkt uit een Nederlandse populatiestudie.
Alle patiënten van 18 tot 64 jaar oud die tussen 1 januari 1989 en 31 december 2018 werden gediagnosticeerd met stadium II-IV anaplastisch groot T-cellymfoom (ALCL), angio-immunoblastisch T-cellymfoom (AITL) of perifeer T-cellymfoom niet anderszins gespecificeerd (PTCL NOS), werden geïdentificeerd uit de Nederlandse Kankerregistratie. Dit waren 1439 patiënten. Zij werden gecategoriseerd in twee perioden (1989 t/m 2008 en 2009 t/m 2018); in 2019 werden etoposide en ASCT in Nederland geïmplementeerd voor de behandeling van T-NHL.
De mediane totale overleving (OS) voor het gehele cohort was 22 maanden. Zoals verwacht was de vijfjaars-OS het hoogst voor ALCL, gevolgd door AITL en PTCL (respectievelijk 57%, 44% en 32%). De vijfjaars-OS nam in de loop van de tijd toe met 11% en was hoger bij patiënten die ASCT kregen in vergelijking met patiënten zonder ASCT (70% vs. 36%). Bij de 352 patiënten die in de jaren 2014 t/m 2018 werden gediagnosticeerd, steeg het gebruik van CHOEP in plaats van CHOP van 16% in 2014 naar 67% in 2018. De vijfjaars-OS was 89% en 77% (p = 0,248) bij patiënten die respectievelijk CHOP+ASCT en CHOEP+ASCT kregen. Bij patiënten zonder ASCT was de vijfjaars-OS respectievelijk 27% en bij patiënten met CHOP en CHOEP was deze 48% (p = 0,160).
Wanneer gelijktijdig werd gecorrigeerd voor geslacht, leeftijd en T-NHL-subtype bleek het OS-risico vergelijkbaar tussen patiënten die waren behandeld met CHOP+ASCT en patiënten die waren behandeld met CHOEP+ASCT. Het OS-risico bij patiënten die werden behandeld met CHOP of CHOEP in afwezigheid van ASCT was echter lager in vergelijking met patiënten die werden behandeld met CHOEP+ASCT.
Bron: