Uit de gerandomiseerde fase IV-studie DOLCE blijkt dat duale therapie met dolutegravir plus lamivudine bij lage CD4-aantallen en een hoge hiv-load geassocieerd is met een vergelijkbare virologische suppressie als tripeltherapie.1 Beide therapieën werden goed verdragen.
In de gerandomiseerde, open-label fase IV-studie DOLCE wordt de uitkomst onderzocht van duale therapie (DT) met dolutegravir plus lamivudine versus tripeltherapie (TT) met dolutegravir, tenofovirdisoproxilfumaraat en emtricitabine of lamivudine bij mensen met hiv die niet eerder werden behandeld met antiretrovirale therapie en CD4-aantallen hebben ≤ 200 cellen/mm3 en minimaal 1.000 kopieën hiv-1-RNA/ml. De primaire uitkomstmaat is het percentage patiënten met minder dan 50 kopieën hiv-1-RNA/ml na 48 weken in de intention-to-treat blootgestelde (ITT-E) populatie.
Na 48 weken was de virologische suppressie met DT (n=153) en TT (n=77) vergelijkbaar.1 In de ITT-E-populatie was het percentage patiënten met < 50 kopieën hiv-1-RNA/ml 82 in de DT-groep en 81 in de TT-groep. In de per-protocolpopulatie waren de percentages respectievelijk 92 en 91. De virologische suppressie door DT of TT was ook vergelijkbaar bij deelnemers met op baseline een viral load ≥ 100.000, 500.000 of 1.000.000 kopieën hiv-1-RNA/ml.
Behandelingsgerelateerde bijwerkingen kwamen voor bij 10,7% van de deelnemers in de DT-groep en 11,7% van de deelnemers in de TT-groep. In beide groepen werden behandelingsgerelateerde ernstige bijwerkingen geconstateerd bij 1,3% van de deelnemers en in beide groepen overleed 1 deelnemer door de behandeling.
Bron: