Masitinib, een first-in-class tyrosinekinaseremmer gericht tegen de mestcelactiviteit, toont een gunstig baten-risicoprofiel bij een langdurige behandeling van patiënten met ernstig astma. Gezien deze resultaten van de AB07015 fase III-studie zou masitinib een nieuwe behandeloptie kunnen worden voor deze patiëntencategorie, ongeacht het eosinofielengetal op baseline.
Masitinib is een ‘small molecule’ medicijn dat is gericht tegen enkele kinases (KIT, LYN en FYN). Deze kinases zijn betrokken bij het functioneren van dendritische, epitheel- en mestcellen, die een rol hebben bij de pathogenese van astma.
Eerder is in een kleine studie proof-of-conceptbewijs geleverd dat masitinib de controle van steroïdafhankelijk astma kan verbeteren. De placebogecontroleerde AB07015-studie evalueerde de behandeling met oraal masitinib 6 mg/kg/dag bij patiënten ernstig persisterend astma dat ongecontroleerd bleef bij behandeling met orale corticosteroïden (OCS) in een dosering van > 5 mg/dag en hooggedoseerde ICS/LABA.
Minder astma-aanvallen
Een ernstige astma-aanval was gedefinieerd als een verergering van de ziekte, waarvoor de onderhoudsdosering van de corticosteroïden gedurende ≥ 3 dagen verhoogd moest worden of waarvoor een ziekenhuisopname nodig was. Bij behandeling met masitinib was 35% van de astma-aanvallen minder ernstig in vergelijking met placebo (rate ratio 0,64; p = 0,0014). Dit behandeleffect werd bevestigd in sensitiviteitsanalyses en in de analyse van de secundaire eindpunten ‘afname van het aantal matig-ernstige en ernstige astma-aanvallen’ en ‘verandering vanaf baseline tot week 96 in longfunctie en astmacontrole’.
Een belangrijke vooraf gedefinieerde subgroepanalyse was de beoordeling van patiënten met een eosinofielengetal van ≥ 150 cellen/µl op baseline. In die groep nam het aantal ernstige astma-aanvallen met 38% af (RR 0,69; p = 0,0249).
Vergelijkbaar aantal adverse events
In de masitinib-groep trad bij 83,4% van de patiënten een of meer adverse events (AE) op en in de placebogroep bij 82,0%. Voor serieuze AE’s was dat respectievelijk 17,7 en 16,5% en voor ernstige AE’s 48,0 en 45,9%.