In een exploratieve studie blijken MS-patiënten van Afro-Amerikaanse afkomst meer beperkingen van hun ziekte te ondervinden dan patiënten van Latijns-Amerikaanse afkomst en vooral dan blanken, terwijl ze vergelijkbare ziektemodificerende medicatie (DMT) gebruiken. De auteurs concluderen dat er mogelijk sprake is van een differentiële respons op behandeling afhankelijk van ras en etniciteit.
Dr. C.A. Pérez (University of Texas Health Science Center, Houston, VS) legde uit dat in fase III-studies van alle moderne MS-medicijnen het aandeel van niet-blanken in de patiëntenpopulaties nooit boven de 10% is uitgekomen. Het is daarom de vraag hoezeer de uitkomsten toepasbaar zijn op patiënten met een andere raciale of etnische achtergrond. In de exploratieve studie die Pérez presenteerde, zijn DMT-gebruik, en klinische, socio-economische en EDSS-gegevens vergeleken van patiënten van Afro-Amerikaanse afkomst (A), Latijns-Amerikaanse afkomst (B) en blanken (C); het aantal patiënten in elke groep bedroeg 50.
De meeste deelnemers (74%) hadden een EDSS-score van 1,0-3,0. In groep A was de EDSS bij de diagnose en bij latere metingen gemiddeld hoger. Er waren geen verschillen in de snelheid van diagnose of duur van de ziekte. Roken, gewicht en comorbiditeit verschilden evenmin significant; wel was de vitamine D-spiegel op baseline significant lager in groep A. Meer deelnemers in groep A (86%) hadden blijvende beperkingen. Over het algemeen was het DMT-gebruik vergelijkbaar. Glatirameeracetaat (GA) was in alle drie groepen de meest voorgeschreven eerste behandeling. Van de 57 patiënten (38%) die escalatie nodig hadden, kwam 63% uit groep A. Van de 45 patiënten (30%) die van DMT veranderden in verband met bijwerkingen, kwam 47% uit groep A. De kans dat GA niet werd verdragen, was het hoogst in groep C (39%). Twee keer zoveel patiënten in groep B (12%) als in groep A en C (beide 6%) kregen geen enkele behandeling.
Bron: