Effectiviteit MS-therapieën in klinische praktijk vergeleken

Delen via:
ECTRIMS 2022

Op basis van relapses, EDSS en activiteit op de MRI is de effectiviteit in de dagelijkse klinische praktijk van een groot aantal ziektemodificerende behandelingen (DMT’s) bij MS vergeleken. Met ocrelizumab was de kans het grootst om NEDA-3 te bereiken en verslechtering van de EDSS te verminderen.

Er is nog altijd veel behoefte aan studies die de effectiviteit (en veiligheid) van MS-behandelingen rechtstreeks vergelijken. Britse onderzoekers presenteerden tijdens ECTRIMS 2022 een cohortstudie die de periode 1997 tot 2021 omspant. Met deze data is de effectiviteit van de meest gebruikte DMT’s vergeleken. Geanalyseerd werden het effect op relapses, de score op de Expanded Disability Status Scale (EDSS) en MRI-activiteit. Afwezigheid van relapses, de EDSS-progressie en nieuwe of gadolinium-aankleurende laesies op MRI wordt wel aangeduid als ‘no evidence of disease activity’ (NEDA).

De studie includeerde 1986 MS-patiënten met een gemiddelde leeftijd van 39 jaar, bij wie de diagnose MS gemiddeld 8,3 jaar geleden gesteld was, en een EDSS-score van 2,5. Ze kregen dimethylfumaraat (DMF; n = 670), glatirameeracetaat (GA; n = 547), fingolimod (FM; n = 336), ocrelizumab (OCR; 256) of natalizumab (NZ; n= 177). De follow-up bedroeg gemiddeld 5,8 jaar.

Vergeleken met ocrelizumab gaven de overige middelen een hogere kans op relapse. Met GA was de odds ratio (OR) 27,27, met DMF 10,60, met FM 16,28 en met natalizumab 17,20 (in alle gevallen p < 0,01). Ook de kans op EDSS-toename was bij deze middelen hoger: met GA was de OR 1,34, met DMF 1,26, met fingolimod 1,59 en met natalizumab 1,86 (in alle gevallen p < 0,01). In de ocrelizumabgroep bereikte bijna iedereen (90,23%) NEDA-3: met GA 44,24%, met een hazard ratio (HR) van 12,52, met DMF 62,08% (HR 1,66), met fingolimod 54,16% (HR 2,98) en met natalizumab 57,72% (HR 1,71; in alle gevallen p < 0,01).

De kans op MRI-activiteit was, vergeleken met ocrelizumab, alleen hoger met GA: OR 4,02 (p < 0,01). Dat de verschillen met ocrilizumab in dit domein niet groter waren, komt mogelijk door het relatief kleine aantal deelnemers van wie MRI-data beschikbaar waren.

Bron:
Moccia M. Comparing clinical and radiological effectiveness of disease modifying treatments in the real-world. ECRIMS 2022, abstract O018.

Bloedverdunners verminderen cognitieve achteruitgang bij AF niet

dec 2024 | Neuro-vasculair, Ritmestoornissen

Lees meer over Bloedverdunners verminderen cognitieve achteruitgang bij AF niet

Hoeveelheid reticulaire pseudodrusen gerelateerd aan risico op een beroerte

sep 2024 | Myocardinfarct, Netvliesafwijkingen, Neuro-vasculair

Lees meer over Hoeveelheid reticulaire pseudodrusen gerelateerd aan risico op een beroerte

Veranderingen in korteketenvetzuren hangen samen met ziekteprogressie bij patiënten met MS

sep 2024 | Multipele Sclerose

Lees meer over Veranderingen in korteketenvetzuren hangen samen met ziekteprogressie bij patiënten met MS

De effectiviteit, veiligheid en belasting van behandeling met cladribine-tabletten

sep 2024 | Multipele Sclerose

Lees meer over De effectiviteit, veiligheid en belasting van behandeling met cladribine-tabletten

Hoe presenteert corticale encefalitis zich bij kinderen met MOGAD?

sep 2024 | Multipele Sclerose

Lees meer over Hoe presenteert corticale encefalitis zich bij kinderen met MOGAD?

3D-FLAIR bruikbaar voor de identificatie van neuritis optica

sep 2024 | Multipele Sclerose

Lees meer over 3D-FLAIR bruikbaar voor de identificatie van neuritis optica

De-escalatie geeft hoger risico op relapses en ziekteprogressie

sep 2024 | Multipele Sclerose

Lees meer over De-escalatie geeft hoger risico op relapses en ziekteprogressie

Therapeutische inertie bij de behandeling van vrouwen met MS

sep 2024 | Multipele Sclerose

Lees meer over Therapeutische inertie bij de behandeling van vrouwen met MS

Kan progressie onafhankelijk van relapsactiviteit worden vastgesteld met patiëntgerapporteerde uitkomsten?

sep 2024 | Multipele Sclerose

Lees meer over Kan progressie onafhankelijk van relapsactiviteit worden vastgesteld met patiëntgerapporteerde uitkomsten?