Met de elektronische neus (eNose) is het gelukt om patiënten met en zonder chronische longallograft disfunctie (CLAD) van elkaar te onderscheiden. Dit gebeurt op basis van de samenstelling van de uitgeademde lucht. In de toekomst kan de eNose mogelijk worden gebruikt om CLAD in een vroeg stadium te diagnosticeren.
Bij de helft van de patiënten die een longtransplantatie ondergaan, treedt binnen vijf jaar na transplantatie functieverlies op van het transplantaat (CLAD). Dit verkort de overleving van deze patiënten. De diagnose CLAD wordt gesteld door andere oorzaken van de verminderde longfunctie uit te sluiten. Hierdoor neemt het stellen van een definitieve diagnose meerdere maanden in beslag. Vroege diagnostiek maakt sneller ingrijpen mogelijk en leidt hopelijk tot vertragen of zelfs voorkomen van het CLAD-proces. De elektronische neus (eNose) kan hier mogelijk een rol in spelen. Dit meetapparaat bepaalt de samenstelling van volatiele organische componenten (VOC’s) in de uitademingslucht. Onderzoekers van het Erasmus MC bestudeerden of de eNose voldoende bruikbaar en betrouwbaar is om CLAD op te sporen bij ontvangers van een longtransplantaat.
In een single-center cross-sectionele studie werden metingen verricht met de SpiroNose (een eNose meetapparaat) bij 91 patiënten die een dubbele longtransplantatie ondergingen. 68 van hen waren stabiel, 23 hadden CLAD. De onderzoekers maten de VOC’s in uitgeademde lucht met de SpiroNose en analyseerden de data met behulp van Partial Least Squares Discriminant Analysis (PLS-DA). De SpiroNose was in staat om patiënten met en zonder CLAD van elkaar te onderscheiden (AUC 0,87; 95%-BI 0,0-0,95). De meting was 86% accuraat en had een sensitiviteit en specificiteit van respectievelijk 88 en 78%.
Hoewel er nog meer onderzoek nodig is, kan de SpiroNose in de toekomst mogelijk gebruikt worden om een CLAD in een vroeg stadium te diagnosticeren.
Bron