Een Europese multidisciplinaire werkgroep heeft door middel van een Delphi-studie een diagnostische workflow opgesteld voor het gebruik van biomarkers bij neurocognitieve stoornissen. Deze workflow draagt volgens de onderzoekers bij aan consistente diagnostiek in Europese landen en aan een kosteneffectief gebruik van biomarkers.
De huidige richtlijnen en aanbevelingen voor het gebruik van biomarkers bij neurocognitieve stoornissen zijn vooral gericht op gebruik bij specifieke ziekten. Hoe biomarkers ingezet kunnen worden in de diagnostische fase bij bepaalde klinische symptomen, is nog niet volledig duidelijk. Ook zijn de richtlijnen in verschillende Europese landen niet consistent.
23 Europese experts op het gebied van neurocognitieve stoornissen, onder wie de voorzitter van Alzheimer Europe, deden mee aan een Delphi-studie. Zij reageerden op 56 vragen die een onafhankelijk panel van experts had opgesteld op basis van systematische reviews en hun eigen ervaringen. Na 6 ronden hadden de Europese experts consensus bereikt over een groot deel van de vragen. De onderzoekers gebruikten deze informatie om een nieuwe workflow op te stellen voor het gebruik van biomarkers bij neurocognitieve stoornissen.
De workflow omvat 3 stadia. Stadium 1 bestaat uit een indeling in 11 klinische profielen, op basis van de resultaten van klinisch en neuropsychologisch onderzoek, bloedonderzoek, neuro-imaging en, in specifieke gevallen, een EEG. Stadium 2 toont de eerstelijnsbiomarker op basis van het klinische profiel in stadium 1. Stadium 3 toont de tweedelijnsbiomarker op basis van de biomarkerresultaten in stadium 2. De experts raden gebruik van biomarkers sterk aan bij patiënten jonger dan 70 jaar, maar waarschuwen voor gebruik bij personen ouder dan 85.
De onderzoekers denken dat de nieuwe workflow bijdraagt aan de bruikbaarheid van biomarkers in de klinische praktijk, maar ze plaatsen als kanttekening dat het gaat om een papieren oefening die in de praktijk nog gevalideerd moet worden.
Bron