Evolocumab bovenop geoptimaliseerde statinetherapie leidt tot significante verbetering van de plaquestabiliteit bij patiënten met coronaire hartziekte (CAD) versus alleen statinetherapie. 12 maanden na een niet-ST-elevatiemyocardinfarct (NSTEMI) was er enig bewijs dat een fibreuze kapdikte (FCT) van < 65 mm, een dikte die geassocieerd is met een hoog risico op plaqueruptuur, nog slechts aanwezig was bij 12,5% van de evolocumab-patiënten.
In de fase III HUYGENS-studie werd onderzocht wat de invloed was van het toevoegen van een PCSK9-remmer aan statinetherapie op plaquefenotype na een acuut coronair syndroom (ACS). In totaal werden 161 patiënten in de studie geïncludeerd. Gedurende een jaar kregen 80 patiënten subcutaan placebo en 81 subcutaan evolocumab 420 mg, in beide groepen eenmaal per maand. Het primaire eindpunt van de studie was de verandering in minimale dikte van de fibreuze kap op elke plaats in het segment.
Van de 161 gerandomiseerde patiënten waren er 135 beschikbaar voor follow-up. Op baseline waren de kenmerken van beide groepen vergelijkbaar. Evolocumab toegevoegd aan geoptimaliseerde statinetherapie deed de FCT met 42,7 mm toenemen versus een toename van 21,5 mm bij placebo (p = 0,015). Evolocumab verbeterde ook alle secundaire eindpunten, zoals het percentage verandering in de minimale kapdikte. Dit was 81,8% met evolocumab versus 44,3% met placebo (p = 0,04). De gemiddelde minimumdikte nam met evolocumab met 62,3 mm toe versus 29,8 mm met placebo.
Nicholls besloot zijn verhaal met de stelling dat deze bevindingen onder meer suggereren dat kwetsbare plaques na een ACS gestabiliseerd kunnen worden.
Bron:
Nicholls S. HUYGENS: Evolocumab and changes in plaque composition on OCT. ESC Congress 2021.