De gentherapie etranacogen dezaparvovec verhoogde de productie van factor IX aanzienlijk bij 52 van de 54 personen die deelnamen aan de trial ‘Health Outcomes with Padua gene; Evaluation in Hemophilia B (HOPE-B)’, een internationale studie waarin ook verschillende Nederlandse centra participeerden. Dit blijkt uit een late breaking abstract.
Etranacogen dezaparvovec is een experimentele gentherapie voor hemofilie B die in een eerdere fase IIb-studie bij patiënten na een enkele dosis een gemiddelde factor IX-activiteit van 41,0% liet zien, die bovendien een jaar lang aanhield. In de fase III-studie werden 54 patiënten behandeld. Van hen hadden er 44 ernstige hemofilie B, en 10 matig-ernstige hemofilie B.
Na ontvangst van de gentherapie via een enkele infusie die ongeveer een uur duurde, liep de factor IX-activiteit snel op naar 37% na 26 weken. 39 van de 54 deelnemers (72%) meldden in de 26 weken na de gentherapie geen bloedingen, 15 patiënten hadden in die periode wel een bloeding. Volgens de onderzoekers was dat te verwachten, aangezien een deel van de patiënten bij aanvang van de studie ernstig aangetaste gewrichten had.
De studie is de eerste die patiënten met neutraliserende antilichamen niet uitsluit van deelname, benadrukken de auteurs. Ongeveer 40% van de deelnemers had antilichamen tegen adeno-geassocieerd virus serotype 5, of AAV5, de virale vector die wordt gebruikt in etranacogene dezaparvovec.
Twee patiënten reageerden niet op de gentherapie. Eén kreeg geen volledige dosis vanwege een reactie op de infusie, waarna deze werd stopgezet. Bij de andere patient was het niveau neutraliserende antilichamen ongeveer vijf keer hoger dan bij welke andere patiënt ook. Aangezien de overige patiënten bij wie neutraliserende antilichamen aanwezig waren, goed op de therapie reageerden, ongeacht het antilichaamniveau, zou de gentherapie mogelijk alleen bij extreem hoge niveaus een probleem kunnen vormen, vermoedden de auteurs.
Bron: