Een 12 weken durende behandeling met fremanezumab wordt goed getolereerd en er treden weinig cardiovasculaire complicaties op; een vergelijkbaar aantal als met placebo. Dit is het resultaat van een gepoolde analyse van migrainepatiënten die deelnamen aan 3 fase III-trials en op baseline cardiovasculaire medicatie gebruikten.
Fremanezumab is een monoklonaal antilichaam dat selectief is gericht tegen het calcitonine-gengerelateerd peptide (CGRP). CGRP is aanwezig op verschillende anatomische locaties en heeft diverse functies. Daarnaast blijkt CGRP betrokken te zijn bij de pathogenese van migraineaanvallen, namelijk door het stimuleren van de productie en secretie van pro-inflammatoire mediatoren.
Cardiovasculaire effecten en comorbiditeit
CGRP is tevens een krachtige vaatverwijder van de microvasculatuur. Daarom bestaan er zorgen over mogelijke hemodynamische of andere cardiovasculaire nadelige effecten van medicatie die is gericht tegen de CGRP-pathway. Bovendien is bij migrainepatiënten vaker sprake van cardiovasculaire comorbiditeiten, zoals hypertensie, en een toegenomen risico op ischemische cardiovasculaire events, zoals beroerten en hartinfarcten, in vergelijking met de algemene bevolking. De relatie tussen migraine en hart- en vaatziekten is nog steeds niet volledig duidelijk en verdient meer aandacht.
Gepoolde analyse
Er is een gepoolde analyse uitgevoerd op data van patiënten uit 3 fase III-trials naar fremanezumab: de HALO EM-studie die patiënten includeerde met episodische migraine, de HALO CM-studie die patiënten includeerde met chronische migraine en de FOCUS-studie die patiënten includeerde met episodische of chronische migraine die tevens een inadequate respons vertoonden op 2-4 eerdere preventieve geneesmiddelenklassen.
Doel was het vaststellen van de bijwerkingen in de subgroep van patiënten met episodische of chronische migraine die op baseline cardiovasculaire medicatie gebruikten (n = 280; 10% van de totale studiepopulatie van 2.842 patiënten).
Bijwerkingen
De meest voorkomende bijwerkingen waren injectieplaatsreacties, waaronder pijn, erytheem en induratie. De meest frequent gebruikte cardiovasculaire medicijnen waren gericht tegen het renine-angiotensinesysteem (3-4%), bètablokkers (3-4%) en calciumkanaalremmers (1-3%). In de behandelgroepen gebruikte een vergelijkbaar percentage van de patiënten cardiovasculaire medicatie (9-11%). In deze subgroep traden weinig bijwerkingen op en er werden geen cardiovasculaire veiligheidssignalen vastgesteld.
Bron: