Het is niet gelukt de non-inferioriteit van rituximab ten opzichte van ocrelizumab aan te tonen in een speciaal hiervoor ontworpen studie. Rituximab was geassocieerd met een verhoogde kans op relapses, die de vooraf bepaalde inferioriteitsmarge van 1,2 ruimschoots overtrof.
Ocrelizumab (OCR) is een gehumaniseerd monoklonaal antilichaam tegen CD20+-B-cellen. RTX is een chimerisch monoklonaal antilichaam tegen CD20 dat wel als alternatief voor OCR wordt voorgeschreven, maar de indicatie MS is voor RTX off-label. Een studie die de effectiviteit van beide middelen bij MS vergelijkt, ontbrak tot nu toe. Deze studie is er nu gekomen in de vorm van een longitudinale, observationele non-inferioriteitsstudie.
In deze nieuwe studie zijn data gebruikt van twee grote registers: de internationale MSBase en het Deense MS-register (DMSR). Hieruit werden 1613 MS-patiënten geselecteerd die al minstens een half jaar met OCR (n = 1354) of RTX (n = 259) werden behandeld. De primaire uitkomstmaat was de relapse rate per jaar (ARR), waarbij vooraf de non-inferioriteitsmarge op een rate ratio (RR) van 1,2 werd bepaald.
Na gemiddeld 1,5 jaar bleek de ARR hoger te zijn in de RTX-groep, met een RR van 1,8 (95%-BI: 1,4-2,4). De ARR was in de RTX- en de OCR-groep respectievelijk 0,20 en 0,09 (p < 0,01). De cumulatieve hazard ratio (HR) was voor RTX 2,8 (1,46-2,96; p < 0,001). De cumulatieve HR van beperkingen verschilde niet significant: HR 1,51 (0,86-2,64; p = 0,15), maar de follow-up was niet lang genoeg om hierover definitieve uitspraken te kunnen doen.
De relatieve effectiviteit van RTX en OCR wordt momenteel verder onderzocht in gerandomiseerde klinische non-inferioriteitstrials.