Het afstemmen van adjuvante chemotherapie voor de behandeling van stadium II-IIIA NSCLC op de aanwezigheid van moleculaire markers leidt wel tot minder bijwerkingen, maar gaat niet gepaard met een overlevingsvoordeel. Dat blijkt uit de fase III ITACA-studie.
De ITACA-studie ging na of het bepalen van de mRNA-expressie van twee genen, ERCC1 en TS, van waarde kon zijn bij de selectie van adjuvante behandeling voor gereseceerd NSCLC. Omdat eerdere studies toonden dat het effect van cisplatine bij hoge ERCC1-expressieniveaus beperkt is, werden patiënten met een hoge ERCC1 behandeld met docetaxel-monotherapie als de TS-spiegel hoog was (n = 148) of met pemetrexed als de TS-expressie laag was (n = 43). In de groep met lage ERCC1-expressieniveaus kregen patiënten cisplatine/gemcitabine als de TS-expressie hoog was (n = 101) of cisplatine/pemetrexed als deze laag was (n = 92).
Na een mediane follow-up van 28,2 maanden was de mediane totale overleving in de groep behandeld met de geïndividualiseerde strategie 96,4 maanden, ten opzichte van 83,5 maanden in de controlegroep (HR 0,76, 95%-BI 0,55-1,04). Er was daarmee wel een numeriek voordeel, maar geen statistisch significant verschil. Daarbij moet worden opgemerkt dat de studie underpowered was, omdat slechts 46% van het verwachtte aantal sterfgevallen optrad.
De onderzoekers benadrukten dat de gepersonaliseerde aanpak wel gepaard ging met significant minder bijwerkingen. In de groep behandeld met de farmacogenomische strategie traden graad 3/4-bijwerkingen op bij 32,6%, ten opzichte van bij 4,9% in de groep behandeld met standaardchemotherapie (OR 0,57, p < 0,001).
Bron:
Novello S, et al. International tailored chemotherapy adjuvant (ITACA) phase III study of pharmacogenomic-driven versus standard adjuvant chemotherapy in completely resected state II-IIIA non-small cell lung cancer. 2020 World Conference on Lung Cancer, abstract 1820.