De grote LungART-studie toont dat patiënten met stadium III NSCLC met uitzaaiingen in mediastinale lymfeklieren geen baat hebben bij postoperatieve radiotherapie na afloop van een complete resectie van het tumorweefsel. De behandeling leidde wel tot minder mediastinale recidieven, maar niet tot een langere overleving.
Het is al langer bekend dat postoperatieve radiotherapie (PORT) een nadelig effect heeft op de overleving van patiënten met pN0 en pN1 NSCLC. Daarentegen waren er aanwijzingen dat patiënten met pN2 mogelijk wel baat hebben bij PORT. Om deze vraag te beantwoorden, werd de LungART-studie opgezet.
Voor het onderzoek werd een groep van 501 patiënten met stadium IIIA pN2 NSCLC gerandomiseerd en behandeld met PORT 9 (54 Gy/27-30 fracties) of geen PORT. De onderzoekers hoopten dat PORT na drie jaar gepaard zou gaan met een 12% betere progressievrije overleving (van 30 naar 42%).
Het primaire eindpunt van de studie, de driejaars ziektevrije overleving, was in beide groepen hoger dan verwacht en verschilde niet significant (47,1% in de PORT-groep en 43,8% in de controlegroep). Ook de totale overleving verschilde niet, met respectievelijk 66,5 en 68,5%. Wel werden in de groep behandeld met PORT minder mediastinale recidieven gerapporteerd. In de PORT-groep kreeg 25% een mediastinaal recidief ten opzichte van 46,1% in de controlegroep, maar daartegenover stond dat in de PORT-groep vaker hersenmetastasen (23,6 vs. 17,8%) en andere metastasen voorkwamen (49,3 vs. 46,7%).
Daarbij suggereren de resultaten dat PORT mogelijk nadelig is. Graad 3/4-bijwerkingen traden op bij 23,7% van de patiënten in de PORT-groep ten opzichte van 15% in de controlegroep. De incidentie van late graad 3/4 cardiopulmonaire toxiciteit verdubbelde als gevolg van PORT (10,8 vs. 4,9%).
De onderzoekers concluderen dat PORT niet kan worden aanbevolen bij de behandeling van gereseceerd stadium IIIA pN2 NSCLC.
Bronnen: