Van de patiënten die mitralisklepchirurgie ondergingen, trad bij degenen die ook een tricuspidalisannuloplastiek kregen, gedurende de daaropvolgende twee jaar minder tricuspidalisproblematiek op dan bij degenen die alleen mitralisklepchirurgie ondergingen. De betreffende CTSN-studie verscheen gelijktijdig met de AHA-presentatie in NEJM.
Bij patiënten met een ernstige degeneratieve mitralisinsufficiëntie is vaak sprake van tricuspidalisregurgitatie. Er zijn onvoldoende gegevens over de mogelijkheid om bij patiënten met een matige tricuspidalisregurgitatie (of met een minimale regurgitatie in combinatie met een annulaire dilatatie) tijdens een mitralisklepoperatie ook de tricuspidalisklep te herstellen.
In de CTSN-studie zijn 401 patiënten die vanwege een degeneratieve mitralisinsufficiëntie een mitralisklepoperatie ondergingen, willekeurig toegewezen om deze interventie met of zonder tricuspidalisannuloplastiek te ondergaan. Het primaire eindpunt was een samenstelling van een heroperatie vanwege tricuspidalisregurgitatie, progressie van de tricuspidalisregurgitatie met twee gradaties vanaf baseline of de aanwezigheid van ernstige tricuspidalisregurgitatie of overlijden. In de groep patiënten die tevens de tricuspidalisannuloplastiek onderging, traden minder primaire eindpuntgebeurtenissen op dan in de groep patiënten die alleen mitralisklepchirurgie onderging (3,9 vs. 10,2%; relatief risico 0,37; p = 0,02). De sterfte na twee jaar was 3,2% in de groep die de combinatie-interventie kreeg, en 4,5% in de groep die alleen de mitralisklepchirurgie kreeg (relatief risico 0,69). De tweejaarsprevalentie van progressie van tricuspidalisregurgitatie was lager in de groep die mitralisklepchirurgie in combinatie met tricuspidalisannuloplastiek onderging, dan in de groep met alleen chirurgie (0,6 vs. 6,1%; relatief risico 0,09).
De incidentie van ernstige ongunstige cardiale en cerebrovasculaire gebeurtenissen, de functionele status en de kwaliteit van leven waren na 2 jaar vergelijkbaar in de twee groepen, hoewel de incidentie van permanente pacemakerimplantatie hoger was in de groep die mitralisklepchirurgie in combinatie met tricuspidalisannuloplastiek onderging, dan in de groep met alleen chirurgie (14,1 vs. 2,5%; rate ratio 5,75).
In een langere follow-up kan vastgesteld worden of de verminderde progressie van de tricuspidalisregurgitatie op de lange termijn nuttig kan zijn.
Bronnen: