Na neoadjuvante chemo-immuuntherapie voor stadium IIIA-NSCLC, kan een genexpressie-analyse van het gereseceerde tumorweefsel onderscheid maken in het risico op progressie. Dit blijkt uit een nieuwe analyse van data uit de NADIM-studie.
Uit de primaire resultaten van de NADIM-studie bleek al dat neoadjuvante chemo-immuuntherapie met nivolumab-paclitaxel en carboplatine in combinatie met adjuvante chemo-immuuntherapie gepaard ging met gunstige uitkomsten. Na twee jaar waren de OS en PFS 90 en 77%. De resultaten lieten verder zien dat patiënten met een niet-complete respons een hoger risico op progressie hadden dan patiënten met een complete respons. De onderzoekers gingen na of een genetische analyse van het tumorweefsel het risico op progressie kon voorspellen.
Met een RNA-sequentie-analyse van tumorweefsel van 36 patiënten werden onder meer de complete responders vergeleken met de groep zonder een complete respons. Ook werden de groepen met en zonder ziekteprogressie vergeleken.
In de groep zonder een complete respons bleken 22 genen verhoogd tot expressie te komen. Deze genen waren onder meer betrokken bij proliferatie, TCR co-expressie, de expressie van antigenen en de infiltratie van lymfocyten.
Uit de vergelijking van patiënten met en zonder progressie, bleek dat 10 genen een verhoogde activiteit hadden bij progressieve ziekte. Dit waren onder meer tumormarkers zoals AKT en genen die betrokken zijn bij de regulering van interferon. Patiënten met een verhoogde expressie van AKT hadden een aanzienlijk verhoogd risico op progressie (HR 10,31) of overlijden (HR 50,6).
Mogelijk is deze signatuur en het daarmee gepaard gaande verhoogde risico op overlijden, van belang bij de follow-up en therapeutische behandeling van de patiënten met een niet-complete respons na neoadjuvante chemo-immuuntherapie, concluderen de onderzoekers.
Bronnen: