Neurofilament light chain en glial fibrillary acidic protein zijn biomarkers voor hersenweefselschade die meetbaar zijn in serum. Een nieuwe studie laat zien dat het serumniveau van beide eiwitten kort na het begin van MS-symptomen geassocieerd is met ziekteprogressie en gevolgen heeft voor de optimale behandeling.
Serum neurofilament light chain (sNfL) en serum glial fibrillary acidic protein (sGFAP) zijn in eerdere onderzoeken los van elkaar in verband gebracht met ziekteprogressie bij patiënten met MS. Dr. Monreal en collega’s waren benieuwd of het niveau van deze biomarkers in het serum, in samenhang met elkaar voorspellende waarde had voor ziekteprogressie en of medicatie hier invloed op had.
In een multicenter observationeel onderzoek werden gegevens verzameld van 725 MS-patiënten bij wie binnen 12 maanden na het begin van de ziekte een bloedmonster was afgenomen. De onderzoekers bepaalden de sNfL- en sGFAP-waarden en analyseerden het risico op relapsgeassocieerde verslechtering (RAW) en progressie onafhankelijk van relapsactiviteit (PIRA).
Als de z-score van het sNfL-niveau met 1 toenam, steeg het risico op RAW met 45% (95%-BI 1,19–1,76) en het risico op PIRA met 43% (95%-BI 1,13–1,81). Hogere sGFAP-niveaus hingen samen met een 86% hogere kans op PIRA, maar alleen bij patiënten met lage sNfL-niveaus (95%-BI 1,01–3,45).
Voor een andere analyse verdeelden de onderzoekers de patiënten in 3 groepen: 1) lage sGFAP- en sNfL-waarden, 2) een hoge sNfL-waarde, en 3) een hoge sGFAP- en een lage sNfL-waarde. Een verdere onderverdeling vond plaats op basis van het type geneesmiddel dat de patiënt kreeg: 1) hoogeffectief (monoklonale antilichamen), 2) standaard en 3) geen. De onderzoekers bepaalden vervolgens per subgroep het risico op RAW en PIRA.
Patiënten met zowel lage sGFAP- als lage sNfL-waarden liepen een relatief kleine kans op ziekteprogressie, onafhankelijk van het type geneesmiddel. Patiënten met hoge sNfL-waarden reageerden beter op hoogeffectieve geneesmiddelen dan op standaard medicijnen. Daarentegen hadden patiënten met hoge sGFAP- en lage sNfL-waarden een hoog risico op PIRA, onafhankelijk van het type geneesmiddel. De resultaten bieden aanknopingspunten voor gepersonaliseerde behandeling bij mensen met MS.
Bronnen: