De getrainde immuniteit wordt beïnvloed door stimulatie met immuunsuppressiva en ‘damage-associated molecular patterns’ die vrijkomen tijdens ischemisch reperfusieletsel. Dat betekent dat getrainde immuniteit een relevant immunologisch mechanisme is bij orgaantransplantatie, zo blijkt uit onderzoek van Inge Jonkman (Radboudumc). Haar abstract werd beoordeeld als een van de beste abstracts van jonge onderzoekers.
De getrainde immuniteit is het fenomeen waarbij aangeboren immuuncellen een geheugen ontwikkelen als reactie op een initiële stimulus, waarbij de cel wordt geherprogrammeerd en sterker reageert op toekomstige stimuli. Jonkman en collega’s onderzochten de rol van getrainde immuniteit in de complexe immuunrespons na transplantatie.
Ze gebruikten een in vitro assay voor getrainde immuniteit waarin ze humane perifere mononucleaire bloedcellen (PBMC’s) stimuleerden met verschillende damage-associated molecular patterns (DAMP’s) en immuunsuppressiva die veel gebruikt worden bij niertransplantatie. Na 5 dagen werden de cellen opnieuw gestimuleerd met lipopolysacharide (LPS) en werd IL-6 en TNF gemeten in het supernatant. De onderzoekers vonden dat DAMP’s inderdaad de getrainde immuniteit kunnen beïnvloeden. Ze veroorzaken een versterkte (HMGB1, histonen, IL-1β) of juist onderdrukte (vimentine, ATP, en C1q) cytokinerespons na re-stimulatie met LPS. Verder werd de getrainde immuniteit krachtig onderdrukt door prednison en tacrolimus.
Bij 96 niertransplantatiepatiënten (> 8 jaar follow-up voor transplantaatoverleving) werd serum afgenomen vóór en 1 week na transplantatie. Dit werd gebruikt om gezonde PBMC’s te stimuleren in het assay. Opvallend was dat serum dat was afgenomen na transplantatie – waarin een mix van DAMP’s en immuunsuppressiva voorkomt – een sterkere onderdrukkende werking had op de getrainde immuniteit dan serum dat vóór transplantatie was afgenomen. De IL-6- en TNF-respons van cellen die waren gestimuleerd met posttransplantatieserum was dan ook lager dan de respons van cellen die waren gestimuleerd met pretransplantatieserum (verschil IL-6: 463 ± 428 pg/ml; TNF: 1,215 ± 1,078 pg/ml; beide p < 0,001). De respons van de getrainde immuniteit op posttransplantatieserum was bovendien sterk geassocieerd met transplantaatoverleving op de lange termijn.
Bron