Een korte behandeling met venetoclax plus obinutuzumab met of zonder ibrutinib (GV of GIV) verbetert de progressievrije overleving (PFS) in vergelijking met standaard chemo-immuuntherapie (CIT) bij fitte, niet eerder behandelde patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL). Dat blijkt uit een late breaking abstract over de fase III-studie GAIA/CLL113.
Chemo-immuuntherapie (CIT) is nog altijd de standaard eerstelijnsbehandeling van fitte patiënten met laagrisico CLL. Venetoclax plus obinutuzumab (GV) met een vaste duur is een van de standaarden voor patiënten die niet in aanmerking komen voor CIT. In fase II-studies hebben inmiddels ook drievoudige combinaties veelbelovende resultaten laten zien.
Gegevens over GV versus GV plus ibrutinib (GIV) bij fitte, niet eerder behandelde patiënten met CLL zijn nog niet beschikbaar. GAIA/CLL13 vergeleek daarom de werkzaamheid en veiligheid van drie korte eerstelijnsbehandelingen gebaseerd op venetoclax (V) met die van CIT. Het gaat om de combinaties venetoclax-rituximab (RV), venetoclax-obinutuzumab (GV) en venetoclax-obinutuzumab-ibrutinib (GIV).
In de studie werden 926 patiënten geïncludeerd. Zij werden in vier even grote groepen gerandomiseerd naar zes kuren CIT of een van de drie combinaties. In de GV- en GIV-groep werd een superieure PFS gezien vergeleken met de CIT-groep, in de RV-groep verschilde de PFS niet significant van die in de CIT-groep. De driejaars PFS was 90,5% voor GIV, 87,7% voor GV, 80,8% voor RV en 75,5% voor CIT. De totale overleving (OS) was vergelijkbaar tussen de behandelarmen en er werden geen grote verschillen in hematologische bijwerkingen gezien.
Bron: