In de open-labelfase van de PARADIGMS-trial was de jaarlijkse relapse rate (ARR) ook na 6 jaar laag bij kinderen met MS die fingolimod kregen. Hetzelfde gold voor het aantal nieuwe of voor het eerst groeiende laesies. Er waren geen nieuwe veiligheidssignalen.
In de gerandomiseerde fase van 2 jaar werden 215 kinderen tussen de 10 en 17 jaar gerandomiseerd naar behandeling met fingolimod of interferon (IFN) β-1a. Het relatieve verschil in de ARR na 2 jaar was 82% ten faveure van fingolimod. Het verschil in de ARR van nieuwe of voor het eerst groeiende T2-laesies was 53%. Er gingen 170 deelnemers door in de open-labelextentiefase, waarin iedereen fingolimod kreeg. De resultaten na 4 jaar (dus met 6 jaar behandeling in totaal) werden gepresenteerd.
In de groep die eerst IFNβ-1a had geloot (geswitchte groep), ging de ARR na de switch naar fingolimod significant omlaag. In de groep die vanaf het begin fingolimod had gehad (niet-geswitchte groep), bleef de ARR ongeveer net zo laag als in de eerste 2 jaar. De ARR was na in totaal 6 jaar in de geswitchte en niet-geswitchte groep respectievelijk 0,34 (95%-BI 0,25-0,47) en 0,11 (0,08-0,016); een relatieve reductie van 67% (p < 0,0001).
In de geswitchte groep was de ARR in de eerste 2 jaar 0,61 (0,44-0,84) en na het switchen naar fingolimod 0,22 (0,15-0,34), oftewel een vermindering met 64% (p < 0,0001). De ARR was in de niet-geswitchte groep na 2 jaar 0,07 (0,03-0,16) en in de 4 jaren daarna 0,11 (0,06-0,19; p = 0,16). Fingolimod had eenzelfde positieve effect op het aantal nieuwe of voor het eerst groeiende T2-laesies.
De meest voorkomende bijwerkingen waren nasofaryngitis (44%), hoofdpijn (34%), leukopenie (25%) en bovenste-luchtweginfectie (21,2%).