Supiene hypertensie wordt bij patiënten met neurogene orthostatische hypotensie in de eerste plaats gedreven door een hoge perifere vaatweerstand in rugligging en gaat gepaard met een grotere bloeddrukdaling bij het opstaan. Dit is gevonden in een gezamenlijk onderzoek uit Leiden en Nijmegen naar de hemodynamische determinanten van supiene hypertensie bij deze patiëntencategorie.
Als gevolg van autonoom falen hebben patiënten met neurogene orthostatische hypotensie regelmatig supiene hypertensie. Dit laatste bevordert de nachtelijke excretie van natrium. Orthostatische hypotensie heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van leven. Er is vrij weinig bekend over welke mechanismen aan deze hypotensie ten grondslag liggen.
De literatuur over essentiële hypertensie en een gering aantal kleine studies bij patiënten met autonoom falen wijzen er op dat supiene hypertensie iemand vatbaar kan maken voor cardiovasculaire en nierziekte. Dit is een reden voor de behandeling van supiene hypertensie. Door deze behandeling kan echter orthostatische hypotensie verergeren wanneer patiënten ’s nachts opstaan. Daarbij kunnen valgerelateerde complicaties optreden.
In deze retrospectieve analyse zijn de bloeddrukpatronen beoordeeld van 65 patiënten met neurogene orthostatische hypotensie die een kanteltafeltest ondergingen. Patiënten met neurogene orthostatische hypotensie en een hoge supiene bloeddruk hadden een hogere supiene perifere vaatweerstand dan degenen met lage supiene bloeddruk. De hartslag en het slagvolume in supiene positie verschilden niet tussen beide groepen.
Drie minuten na de kanteltafeltest verschilde alleen de gemiddelde arteriële bloeddruk tussen de twee groepen. De hartslag, het slagvolume en de perifere vaatweerstand verschilden niet. Met name bij patiënten met neurogene orthostatische hypotensie en een hoge supiene bloeddruk veranderde de perifere vaatweerstand niet bij het kantelen.
De verschillen tussen de supiene waarden en de waarden drie minuten na het kantelen wijzen op een kleinere daling van het slagvolume, een kleinere stijging van de perifere vaatweerstand en een grotere bloeddrukdaling in de groep met een hoge supiene bloeddruk.
Bron