Verschillende studies tonen verbanden tussen het vaak optreden van nachtmerries en zowel een snellere cognitieve achteruitgang als een verhoogd risico op dementie bij mensen met de ziekte van Parkinson. Het was nog niet bekend of deze relaties ook bestaan bij mensen zonder deze bewegingsstoornis. Een prospectieve cohortstudie geeft nu meer inzicht.
Neuroloog Dr. Otaiku gebruikte gegevens uit Amerikaanse cohorten, meer specifiek van 605 mensen van middelbare leeftijd, tussen de 35 en 64 jaar oud, en bijna 3.000 mensen ouder dan 79 jaar. Bij de start van het onderzoek hadden zij geen neurologische aandoeningen. Op basis van de vraag ‘Hoe vaak had u de afgelopen maand moeite met slapen omdat u nare dromen had?’ werden zij ingedeeld in een groep die nooit nare dromen had, eentje die deze minder dan wekelijks ervoer en een groep die hier wekelijks mee te maken had. Bij de mensen van middelbare leeftijd was de uitkomstmaat cognitieve achteruitgang 9 jaar later en bij de ouderen een diagnose van dementie 5 jaar later.
De kans op cognitieve achteruitgang was 4 keer zo hoog voor mensen van middelbare leeftijd die wekelijks nare dromen hadden dan voor degenen die rapporteerden dat ze hier nooit last van hadden. Bij ouderen was het risico op dementie 2,2 keer zo hoog. In beide groepen was er sprake van een dosisresponsrelatie, waarbij de kans op cognitieve achteruitgang of dementie toenam bij grotere ‘doses’ nachtmerries.
Otaiku stelt dat artsen hun patiënten vaker moeten vragen naar nachtmerries. Als de oorzaak ligt in een hoog stressniveau, is adequate behandeling hiervan belangrijk. Mensen die veel last hebben van herhaalde nachtmerries zonder duidelijke oorzaak, kunnen baat hebben bij image rehearsaltherapie. Daarbij oefenen ze overdag regelmatig met een nieuw scenario waarin de nachtmerrie een positief einde heeft.
Bron: