Onder migranten en vluchtelingen in Polen uit Oekraïne wordt de diagnose hiv vaak pas laat gesteld en is de aandoening vaak geassocieerd met tuberculose. Een analyse van recentelijk met hiv gediagnosticeerde Oekraïners laat verder zien dat resistentie voor rilpivirine veel voorkomt, maar ook dat behandeling met integraseremmers een hoog succespercentage kent.
Gepresenteerd werden de gegevens van 216 Oekraïners verspreid over heel Polen bij wie onlangs hiv-1 was vastgesteld. Ze waren in meerderheid heteroseksueel (60%) en van het vrouwelijk geslacht (56%), met een gemiddelde leeftijd van 37 jaar. Op baseline bedroeg de virale load 4,93 (IQR: 4,17-5,58) log-kopieën/ml en het aantal CD4-positieve lymfocyten was 189 (IQR 54-442) cellen per µl. De A6-variant kwam het meest voor, met frequent (14,6%) optredende resistentie tegen non-nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NNRTI’s), met name rilpivirine. Bij 69,7% van de patiënten werd de diagnose hiv laat gesteld; bij 40% was hiv al in het stadium van aids. De meest voorkomende opportunistische infectie was tuberculose, die bij 27 patiënten werd gezien, van wie een kwart resistent was tegen tuberculosemedicatie.
De antiretrovirale therapie (ART) waarmee het vaakst begonnen werd (48,9%), was bictegravir/emtricitabine/tenofovir alafenamide (BIC/FTC/TAF), gevolgd door tenofovir alafenamide/emtricitabine/dolutegravir (TDF/FTC+DTG) (24,2%). Na een behandeling van tussen de 6 en 12 maanden had 91,2% een niet meer aantoonbare virale load. Deze ging gepaard met een mediane toename van het aantal CD4-positieve lymfocyten met 82 (IQR: 21-163) cellen per μl.
Bron:
Parczewski M, Siwak E, Cielniak I, et al. Clinical characteristics and antiretroviral treatment efficacy among newly diagnosed migrants and refugees from Ukraine. EACS 2023, abstract 255.