Een grote hoeveelheid reticulaire pseudodrusen lijkt gerelateerd aan een verhoogd risico op een beroerte en zou mogelijk aanleiding moeten zijn om de cardiovasculaire gezondheid van patiënten te onderzoeken. Dit blijkt uit een onderzoek waarvoor in een grote biobank is gekeken naar verbanden tussen het optreden van een beroerte en de aanwezigheid van drusen en reticulaire pseudodrusen.
Voor de studie maakten onderzoekers gebruik van de UK Biobank, een grote cohortstudie met meer dan 500.000 deelnemers in de leeftijd tussen 40 en 69 jaar. Van meer dan 67.000 patiënten waren optical coherence tomography-scans (OCT) en fundusfotografie beschikbaar. Met behulp van een kunstmatige intelligentie identificeerden de onderzoekers patiënten met reticulaire pseudodrusen (SDD), drusen en controles, en kwantificeerden zij de hoeveelheid drusen en SDD per patiënt. Voor inclusie moesten patiënten 60 jaar of ouder zijn, minimaal 5 laesies hebben en een drusengrootte van meer dan 63 µm in ten minste 1 oog.
Er werden 786 patiënten met drusen geïdentificeerd (400 met enkel drusen) en 439 met SDD (71 met enkel SDD). Bij 368 patiënten waren beide vormen aanwezig. Verder waren er in deze cohorten 70 patiënten met een beroerte (3,5%) en 114 met een myocardinfarct (5,7%). De groepen met drusen of SDD werden vervolgens vergeleken met een controlegroep (n = 1.170).
Hieruit bleek dat per 20 SDD’s het risico op een beroerte toenam met 2% (p = 0,028). Met een gemiddeld aantal SDD’s van 197 per patiënt is bij de gemiddelde patiënt met SDD’s het risico op een beroerte dus mogelijk19% hoger ten opzichte van de patiënten zonder SDD’s.
Er werd geen verband gezien tussen SDD en een myocardinfarct. Ook de aanwezigheid van drusen was niet gerelateerd aan het optreden van een beroerte of een myocardinfarct.
Dat drusen niet gepaard gaan met een verhoogd risico op een beroerte, ondersteunt de gedachte dat de pathofysiologie van drusen anders is dan die van SDD’s, aldus de onderzoekers.
Bron: