Patiënten met vroeg stadium, lymfekliernegatief, hormoonreceptorpositief, HER2-negatief mammacarcinoom en een hoge recidiefrisicoscore volgens de Oncotype DX-test, hebben betere uitkomsten bij toevoeging van antracyclines aan een taxaan, vergeleken met alleen taxaangebaseerde chemotherapie. Dit blijkt uit een nieuwe analyse van de TAILORx-studie.1
Eerdere studies lieten geen eenduidig voordeel zien van antracyclines bij hormoongevoelig mammacarcinoom. De onderzoekers wilden daarom nagaan of specifieke patiëntengroepen wel baat hebben bij een intensievere behandeling ten opzichte van een taxaan plus cyclofosfamide. Ze gebruikten hiervoor data van de TAILORx-studie, waarin een voordeel werd gezien van chemotherapie als behandeling van hormoonreceptorpositief, HER2-negatief, lymfekliernegatief mammacarcinoom met een Oncotype DX Recurrence Score ≥ 26.
In de post-hocanalyse werden 2.549 patiënten met een gemiddelde (11-25) of hoge risicoscore (26-100) geselecteerd. Deze waren behandeld met een taxaan plus cyclofosfamide (TC, n = 2.111) of met een taxaan plus cyclofosfamide en antracyclines (T-AC, n = 438). Patiënten in de T-AC-groep waren gemiddeld jonger, vaker premenopauzaal, hadden grotere tumoren en een hogere Recurrence Score.
Na 5 jaar bleek het distant recurrence-free interval niet verschillend bij patiënten met een risicoscore < 31, maar wel in de groep met een risicoscore > 31. Deze was 96,1% vs. 91,0% (adjusted HR 0,32, p = 0,009) in de T-AC en T-C-groep. De distant recurrence-free overleving was ook significant beter (95,4% vs. 89,8%, aHR 0,47), terwijl de algehele overleving alleen numerieke verschillen liet zien (97,3% vs. 93,5%).
Uit een subgroepanalyse bleek dat vooral patiënten met grote tumoren (> 2 cm) baat hadden bij antracyclines. Ook nam het voordeel toe naarmate de Recurrence Score hoger was: bij een Recurrence Score van 30 was de HR 0,79, terwijl deze bij een score van 50, 0,45 was.
De onderzoekers concluderen dat de genomische risicoscore een betere voorspeller is voor het voordeel van antracyclines dan traditionele factoren, zoals de lymfeklierstatus.
Bron: