Bij patiënten met graad 2 gliomen en IDH-mutaties leidde behandeling met de IDH1/2-remmer vorasidenib tot een 61% lagere kans op progressie ten opzichte van behandeling met placebo. Dit blijkt uit de fase III-INDIGO-studie.
Voor de studie werden 331 patiënten met een IDH-gemuteerd graad 2 oligodendroglioom of astrocytoom gerandomiseerd naar oraal vorasidenib (n = 168) eenmaal daags of placebo (n = 163) in cycli van 28 dagen. Patiënten hadden allen een IDH-mutatie, meestal in IDH1.
Na een mediane follow-up van ongeveer 14 maanden was het primaire eindpunt van met beeldvorming bepaalde progressie significant verschillend tussen beide groepen. De mediane, onafhankelijk beoordeelde PFS was in de vorasidenib-groep 27,7 maanden ten opzichte van 11,1 maanden in de placebogroep (HR, 0,39; p < 0,000000067). De behandeling met vorasidenib werd gegeven tijdens de periode waarin waakzaam wordt afgewacht na een glioomresectie, een standaardprocedure die is bedoeld om het starten met ingrijpende behandeling, zoals chemoradiotherapie, uit te stellen. Een belangwekkend resultaat was daarom dat vorasidenib resulteerde in een significante verlenging van het interval tot het starten met een andere behandeling (HR 0,26; p < 0,001).
Bijwerkingen van graad 3 of hoger traden in de vorasidenib-groep op bij 22,8% van de patiënten. In de placebogroep was dit bij 13,5% het geval. Respectievelijk 3,6 en 1,2% van de patiënten stopte met de behandeling wegens bijwerkingen.
De studie laat zien dat het targetten van IDH-mutaties met vorasidenib de tumorgroei remt en de noodzaak van meer toxische behandelingen vermindert, stelden de onderzoekers. De resultaten kunnen volgens hen leiden tot de eerste targeted therapie voor laaggradige gliomen. Inmiddels wordt vorasidenib onderzocht in een fase I-studie met graad 2/3-glioom in combinatie met pembrolizumab en worden meerdere studies gepland bij zowel laag- als hooggradig glioom.
Bron: