Bij oudere mensen die leven met hiv is de immuunrespons als gevolg van een covidvaccinatie op sommige punten afwijkend. Nederlandse onderzoekers presenteerden een substudie van de AGEhIV-cohortstudie waaruit blijkt dat de antilichaamrespons vergelijkbaar is, maar de cellulaire immuunrespons hoger is dan bij een controlegroep.
Onderzoeken naar de humorale immuunrespons als gevolg van covidvaccins bij mensen met hiv vertonen een wisselend beeld. Sommige studies vonden geen significante verschillen met gezonde controles, terwijl andere een lagere immuunrespons vonden. Over de cellulaire immuunrespons bij mensen met hiv zijn nog weinig data beschikbaar. De onderzoekers van de AGEhIV-studie wilden hierover meer duidelijkheid krijgen en startten daarom de COVID-19-substudie. De AGEhIV-cohortstudie is een sinds 2010 lopende studie naar veroudering en comorbiditeit bij mensen met en zonder hiv van 45 jaar en ouder.
Voor de substudie werden 241 hiv-positieve mensen en 326 hiv-negatieve mensen gevolgd tussen september 2020 en oktober 2021. Tijdens 5 ziekenhuisbezoeken werd bij hen bloed afgenomen en vulden zij een vragenlijst in. Daarnaast was het doel om binnen 4 tot 13 weken na de laatste dosis van het covidvaccin een extra bloedmonster te verzamelen. Dit lukte bij respectievelijk 195 en 246 patiënten. Uit deze groepen werden vervolgens 40 patiënten zonder een eerdere SARS-CoV2-infectie geselecteerd. Zij werden gematcht aan controles op basis van leeftijd, geslacht en vaccintype.
In geen van beide groepen was een significant verschil in de hoeveelheid antilichamen tegen het COVID-spike-proteïne, maar er was wel verschil in de cellulaire immuunrespons. Bij mensen met hiv was deze hoger ten opzichte van de controlegroep, zowel voorafgaand als na de vaccinatie. Het verschil was echter alleen significant bij de groep zonder eerdere SARS-CoV2-infectie.