In de prospectieve cohortstudie COVIH die is uitgevoerd in 22 Nederlandse hiv-behandelcentra, is de immunogeniciteit van SARS-CoV-2-vaccins bij hiv-patiënten in kaart gebracht. Hiv-patiënten met een CD4-aantal van < 250 cellen/mm3 blijken een slechtere antilichaamrespons te hebben dan gezonde controlepersonen.
Mogelijk zijn vaccins bij hiv-patiënten minder immunogeen. In deze studie van eigen bodem is de immuunrespons na SARS-CoV-2-vaccinatie van hiv-patiënten voor de eerste keer goed uitgezocht.
In deze studie zijn volwassen hiv-patiënten die geen bevestigde COVID-19 hadden doorgemaakt door middel van het landelijke vaccinatieprogramma, uitgenodigd voor toediening van een van de coronavaccins. De 1148 deelnemende hiv-patiënten hadden een mediane leeftijd van 53 jaar, 85,5% was man en het mediane CD4-aantal was 710 cellen/mm3. Vrijwel alle patiënten (99%) kregen combinatie-antiretrovirale therapie (cART) en de meesten (97,7%) hadden een hiv-RNA-titer van < 50 kopieën/ml.
De gegevens van 440 hiv-negatieve gezonde controlepersonen werden verkregen uit 2 gelijktijdig lopende prospectieve vaccinatiestudies. Hun mediane leeftijd was 43 jaar en 28,6% was man.
Het primaire eindpunt was de IgG-respons tegen SARS-CoV-2, gemeten 4 tot 6 weken na vaccinatie met een mRNA-vaccin bij hiv-patiënten in vergelijking met controlepersonen. De hiv-patiënten hadden een significant lagere IgG-respons dan de controlepersonen (p < 0,001).
In de multivariabele analyse bleken hiv-positiviteit, een leeftijd van > 65 jaar, mannelijk geslacht en het krijgen van een niet-mRNA-vaccinatie onafhankelijk geassocieerd met een lagere antilichaamconcentratie (p < 0,01 voor allemaal).
Na de eerste vaccinatie trad reactogeniciteit op bij 55% en na de tweede vaccinatie bij 50% van de hiv-patiënten. De adverse events (AE’s) waren over het algemeen mild en er traden geen ernstige vaccin-gerelateerde AE’s op.
Bron