De persistentie in het gebruik van medicijnen voor een overactieve blaas door vrouwen is (nog) lager dan werd aangenomen, zo blijkt uit een nieuwe Israëlische studie. De komst van mirabegron heeft hierin geen verandering kunnen brengen.
Farmacotherapie voor een overactieve blaas mag in gecontroleerde trials dan effectief zijn gebleken, maar in eerder onderzoek was de persistentie na een jaar gebruik van anticholinergica soms niet hoger dan 25% en bij bèta-3-agonisten niet hoger dan 40%. In een grootschalige retrospectieve cohortstudie is gekeken naar de persistentie in de dagelijkse klinische praktijk. Dergelijke real-world gegevens zijn schaars.
De gebruikte gegevens komen uit een regionale database waarin de uitgiftes van medicijnen aan 443.086 vrouwen tussen 2010 en 2020 zijn bijgehouden. Deze database werd gescand op de uitgifte van fesoterodine, mirabegron, oxybutynine, solifenacine, tolterodine en trospium. De gegevens werden gekoppeld aan leeftijd, gewicht en rookstatus. Persistentie werd gemeten aan de hand van het aantal dagen dat de patiënt het middel in bezit had; geen vervolgrecept halen binnen 90 dagen werd beschouwd als niet-persistentie. Geanalyseerd werden gegevens van 46.079 vrouwen die 791.681 keer een medicijn voor een overactieve blaas afhaalden: een anticholinergicum of een bèta-3-agonist. De persistentie was na 30 dagen 49%, na 90 dagen 34% en na een jaar 9%. De persistentie na een jaar was het hoogst voor oxybutynine (11%) en mirabegron (10%); voor alle andere middelen samen was de persistentie 4% (p < 0,005). De totale persistentie veranderde niet na de introductie in 2017 van mirabegron. Persistente patiënten waren gemiddeld 5,3 jaar ouder (p < 0,001).
Bron