Lage ziekteactiviteit voor, tijdens en na de zwangerschap bij gebruik ocrelizumab

Delen via:
ECTRIMS 2023

Gezinsplanning is een belangrijk aspect in de zorg aan jonge vrouwen met MS. De risico’s van behandeling met DMT’s voor het ongeboren kind moeten daarbij afgewogen worden tegen de voordelen voor de vrouw, aangezien stoppen met DMT’s de kans op relapses kan verhogen. Een retrospectieve cohortstudie onderzocht de ziekteactiviteit voor, gedurende en na de zwangerschap bij vrouwen die ocrelizumab of andere DMT’s kregen.

Onderzoeker Wei Yeh benoemt in zijn lezing dat strategisch gebruik van ocrelizumab mogelijk een goede optie is voor vrouwen met MS die een kind willen, omdat er aanwijzingen zijn dat dit medicijn langer werkt dan het normale doseringsinterval van 6 maanden. Uit de database MSBase werden gegevens geselecteerd van volwassen vrouwen met clinically isolated syndrome (CIS) of relapsing remitting MS (RRMS), die een zwangerschap hadden gehad en die daaraan voorafgaand werden behandeld met ocrelizumab (n = 58), natalizumab (n = 398), dimethylfumaraat (n = 156) of laag-effectieve DMT’s (interferon-bèta of glatirameeracetaat, n = 1289). 

De groep vrouwen die natalizumab kreeg, werd onderverdeeld in een groep die het medicijn tot het derde trimester van de zwangerschap had gebruikt en vroeg (< 1 maand) na de bevalling opnieuw was begonnen (NAT-E, n=77) en een groep die het middel tot maximaal 4 weken in de zwangerschap had gebruikt en laat (> 1 maand) na de bevalling weer was gestart (NAT-L, n = 79). De onderzoekers berekenden jaarlijkse relapse rates (ARR) voor periodes van 3 maanden, vanaf 1 jaar voor de conceptie tot 6 maanden na de bevalling. 

De resultaten toonden gunstige ARRs bij gebruik van ocrelizumab, zowel vóór, tijdens als na de zwangerschap. Deze waren respectievelijk 0,15 (95%-BI 0,06-0,30), 0 (0-0,09) en 0,11 (0,02-0,33). Ook in de NAT-E-groep kwam relatief weinig ziekteactiviteit voor, tijdens en na de zwangerschap, met ARRs van 0,04 (0,01-0,12), 0,05 (0,01-0,15) en 0,10 (0,03-0,26). De andere DMT’s hadden hogere ARRs, vooral na de bevalling. 

Bron: 

Yeh W, van der Walt A, Skibina O et al. Disease activity during pre-conception, pregnancy and postpartum in women with MS receiving ocrelizumab or other disease-modifying therapies in a real-world cohort. ECTRIMS 2023, abstract O173/591.

Bloedverdunners verminderen cognitieve achteruitgang bij AF niet

dec 2024 | Neuro-vasculair, Ritmestoornissen

Lees meer over Bloedverdunners verminderen cognitieve achteruitgang bij AF niet

Hoeveelheid reticulaire pseudodrusen gerelateerd aan risico op een beroerte

sep 2024 | Myocardinfarct, Netvliesafwijkingen, Neuro-vasculair

Lees meer over Hoeveelheid reticulaire pseudodrusen gerelateerd aan risico op een beroerte

Veranderingen in korteketenvetzuren hangen samen met ziekteprogressie bij patiënten met MS

sep 2024 | Multipele Sclerose

Lees meer over Veranderingen in korteketenvetzuren hangen samen met ziekteprogressie bij patiënten met MS

De effectiviteit, veiligheid en belasting van behandeling met cladribine-tabletten

sep 2024 | Multipele Sclerose

Lees meer over De effectiviteit, veiligheid en belasting van behandeling met cladribine-tabletten

Hoe presenteert corticale encefalitis zich bij kinderen met MOGAD?

sep 2024 | Multipele Sclerose

Lees meer over Hoe presenteert corticale encefalitis zich bij kinderen met MOGAD?

3D-FLAIR bruikbaar voor de identificatie van neuritis optica

sep 2024 | Multipele Sclerose

Lees meer over 3D-FLAIR bruikbaar voor de identificatie van neuritis optica

De-escalatie geeft hoger risico op relapses en ziekteprogressie

sep 2024 | Multipele Sclerose

Lees meer over De-escalatie geeft hoger risico op relapses en ziekteprogressie

Therapeutische inertie bij de behandeling van vrouwen met MS

sep 2024 | Multipele Sclerose

Lees meer over Therapeutische inertie bij de behandeling van vrouwen met MS

Kan progressie onafhankelijk van relapsactiviteit worden vastgesteld met patiëntgerapporteerde uitkomsten?

sep 2024 | Multipele Sclerose

Lees meer over Kan progressie onafhankelijk van relapsactiviteit worden vastgesteld met patiëntgerapporteerde uitkomsten?