In een Zuid-Afrikaanse cohort van mensen met hiv die begonnen met ART op basis van tenefovir, zorgde een maandelijkse point-of-care urinetest dat meer deelnemers detecteerbare concentraties tenofovir bereikten. De concentratie tenofovir zelf, de virale suppressie en de adherentie verbeterden niet.
Om de virale onderdrukking bij mensen met hiv verder te verbeteren, moet de monitoring – liefst simpel en goedkoop – flink worden opgeschroefd. In de gerandomiseerde trial STREAM HIV (Simplifying TREAtment and Monitoring for HIV) is daarom een maandelijkse point-of-care urinetest voor tenofovir (TFV) geëvalueerd.
De 539 deelnemers werden gerandomiseerd naar een maandelijkse point-of-care urinetest voor TFV (behandelarm) of een maandelijks therapietrouwadvies zonder deze test (controlearm). Eindpunten waren TFV-concentraties, adherentie en virale suppressie (< 200 kopieën/ml).
Van de 539 deelnemers was 58% vrouw, de gemiddelde leeftijd was 33 jaar, de mediane virale last was 38.163 kopieën/ml. Na 24 weken waren TFV-resultaten beschikbaar van 242 van de 270 deelnemers in de interventie-arm en van 234 van de 269 deelnemers in de controlearm. De TFV-concentraties waren respectievelijk 1.253 en 1.198 fmol/punch (p = 0,510) en dus vergelijkbaar. Ook de zorgadherentie en de virale suppressie verschilden niet. Wel bereikten meer deelnemers in de interventiearm meetbare TFV-concentraties (98,8 vs. 92,7%; RR=1,06, 95%-BI 1,02-1,11, p = 0,001). De eventuele impact hiervan op hiv-uitkomsten op de langere termijn zal nog moeten blijken.
De impact van een urinetest voor TFV in combinatie met een point-of-care test van de virale load wordt na 72 weken beoordeeld.
Bron: