Onderzoekers van Reade Amsterdam laten zien dat een concentratie adalimumab van 2 mg/l niet inferieur is aan het streefniveau van 5 mg/l bij reumatoïde artritis met betrekking tot de ziekteactiviteit en het aantal opvlammingen. Tegelijkertijd bespaart de dosisreductie een aanzienlijke hoeveelheid medicatie en kosten, en vermindert het voor patiënten de belasting van zelfinjecties.
De EULAR- en ACR-richtlijnen ondersteunen het afbouwen van biologische DMARD’s bij reumatoïde artritis (RA) met aanhoudende remissie of lage ziekteactiviteit. De meeste reumatologen gebruiken ziekteactiviteit als maat om de dosisafbouw te monitoren, maar deze ‘gissen en missen’-benadering brengt onvermijdelijk een verhoogd risico op een opvlamming met zich mee. Is de serumconcentratie te laag, dan kan dit leiden tot opvlammingen.
Geneesmiddelconcentraties meten
Een nieuwe(re) benadering is therapeutic drug monitoring (TDM). In dit onderzoek is bij 62 patiënten met RA gekeken of een TDM-gebaseerde dosisaanpassing naar een streefconcentratie van 2 mg/l niet inferieur is aan die met een concentratie van 5 mg/l.
Streefmedicijnniveau
Patiënten die minimaal 28 weken behandeld waren met adalimumab (ADA; 40 mg om de week), een lage ziekteactiviteit hadden en wier ADA-concentratie hoger was dan 5 mg/l, werden 1:1 gerandomiseerd naar een streefconcentratie van 2 mg/l of 5 mg/l. Een algoritme gebaseerd op een farmacokinetisch-farmacodynamisch model bepaalde het doseringsinterval om de streefconcentratie te bereiken. De primaire uitkomstmaat was de gemiddelde tijdgewogen DAS28-CRP (MTW-DAS28) na 24 weken. Niet-inferioriteit werd gedefinieerd als een verschil met een bovengrens van het 95%-betrouwbaarheidsinterval van maximaal 0,6.
Less is more
De gemiddelde ADA-concentratie daalde van 10,1 mg/l (sd 3,5) naar 5,6 mg/l (3,0) en van 9,9 mg/l (3,8) naar 3,3 mg/l (1,4) respectievelijk voor de 5 mg/l- en 2 mg/l-groep. De MTW-DAS28 na 24 weken was 0,23 lager in de 2 mg/l-groep (95%-BI: –0,07-0,53, p = 0,14). De kans op een opleving was 1,30 keer hoger in de 2 mg/l-groep. Dit verschil is niet significant (OR 1,30, 95%-BI: 0,31-5,38, p = 0,72). Het totale aantal injecties over 24 weken was significant lager in de 2 mg/l-groep: een verschil van 30% (2, 95%-BI: –1,31- –2,85, p < 0,001).
Bron: