IBD-patiënten blijken vaak te stoppen met een biological, zo is gevonden in een landelijke cohortstudie uit Denemarken. Dankzij het toegenomen gebruik van biologicals leek het aantal operaties afgenomen te zijn, hoewel in veel gevallen een operatie nodig bleef.
In de periode 2011 tot 2018 werden ruim 6000 IBD-patiënten (52% met colitis ulcerosa en 48% met de ziekte van Crohn) voor het eerst met een biological behandeld. De blootstelling aan biologicals nam bij patiënten met colitis ulcerosa in de loop van de tijd toe van 5,0% per jaar in 2011 tot 10,8% per jaar in 2018. Een vergelijkbare toename werd gevonden bij Crohn-patiënten: van 8,9% naar 14,5% per jaar.
Eerstelijnsbehandeling
Bij zowel colitis ulcerosa als Crohn was infliximab verreweg het meest gebruikte eerstelijnsgeneesmiddel (93,2% bij colitis ulcerosa en 89,0% bij Crohn), gevolgd door adalimumab (3,5% bij colitis ulcerosa en 9,3% bij Crohn).
Van de patiënten met colitis ulcerosa die de eerstelijnsbehandeling na de inductiefase voortzetten, stopte 32% binnen één jaar en 67% binnen drie jaar met infliximab. Van degenen die adalimumab als eerstelijnsgeneesmiddel kregen, stopte 22% binnen één jaar en 58% binnen drie jaar. Voor golimumab was dit het geval bij 17% binnen één jaar en bij 50% binnen drie jaar.
Bij Crohn-patiënten was het percentage patiënten dat doorging met de behandeling vergelijkbaar voor infliximab en adalimumab. Van hen stopte 40% de behandeling binnen één jaar en meer dan de helft binnen drie jaar.
Minder operaties
Er werd een trend gevonden voor een afname van het aantal operaties binnen drie jaar na het starten van de biological bij zowel colitis ulcerosa (23,7% in 2011 vs. 19,1% in 2015) als Crohn (18,7% in 2011 vs. 13,5% in 2015).
Deze gegevens onderstrepen de noodzaak om het gebruik van de beschikbare biologicals in de dagelijkse praktijk te optimaliseren.