Mensen die een niertransplantatie hebben ondergaan lopen een groter risico op een ernstig beloop van COVID-19 dan dialysepatiënten wanneer er gecorrigeerd werd voor leeftijd, geslacht en bijkomende ziekten.
Uit eerdere studies bij patiënten met nierfalen die COVID-19 kregen, bleek dat patiënten die dialyseerden een hogere sterfte hadden dan mensen die een niertransplantatie hadden ondergaan. Een aandachtspunt bij een dergelijke vergelijking is echter dat dialysepatiënten vaak ouder zijn en meer bijkomende ziekten hebben. Een internationale studie waar ook Nederland in participeerde, onderzocht de associatie van het type niervervangende behandeling waarbij werd gecorrigeerd voor verschillen in patiëntkenmerken. Hiervoor werden data gebruikt van de European Renal Association COVID-19 Database (ERACODA). Alle ontvangers van een niertransplantatie en dialysepatiënten die zich tussen 1 februari en 1 december 2020 presenteerden, werden in dit onderzoek geïncludeerd. In totaal namen 1670 patiënten deel aan deze studie; 496 van hen hadden een niertransplantatie gehad en 1174 waren dialysepatiënten.
De sterfte binnen 28 dagen na presentatie bedroeg 16,9% onder de ontvangers van een niertransplantatie en 23,9% onder de dialysepatiënten. Wanneer er niet werd gecorrigeerd voor specifieke kenmerken lag bij de ontvangers van een niertransplantatie de mortaliteit op 28 dagen 33% lager dan bij de dialysepatiënten. Werd er echter wel voor leeftijd, geslacht en kwetsbaarheid gecorrigeerd, dan lag de mortaliteit op 28 dagen voor deze groep 29% hoger. Bij een volledig gecorrigeerd model was de mortaliteit voor deze groep zelfs 43% hoger. Deze uitkomsten waren vergelijkbaar wanneer andere eindpunten werden onderzocht (bijv. risico op ziekenhuisopname, ic-opname of mortaliteit na 28 dagen) en in subgroepen. Leeftijd bleek de voornaamste factor te zijn. Dit suggereert dat het verhoogde risico op sterfte dat geassocieerd is met niertransplantatie, zich met name voordeed bij oudere mensen.
Bron: