Benralizumab (anti-CD125) resulteert in minder astma-aanvallen, vroege en aanhoudende verbeteringen op de SGRQ, verbetering van de longfunctie en symptomen van polyposis nasi bij behandeling van patiënten met ernstig eosinofiel astma. Deze resultaten van de ANDHI fase IIIb-studie bevestigen het bekende effectiviteits- en bijwerkingenprofiel van benralizumab.
In de ANDHI-trial participeerden 656 volwassenen met ernstig eosinofiel astma, gedefinieerd als 2 of meer astma-aanvallen gedurende het voorgaande jaar ondanks hoge doseringen inhalatiecorticosteroïden (ICS) plus aanvullende controlemedicatie en een eosinofielengetal in het bloed van ≥ 150 cellen/µl.
Eosinofielengetal en SNOT-22
In beide behandelgroepen was het mediane eosinofielengetal op baseline 390 cellen/µl. Bij patiënten met een eosinofielengetal van 150-300 cellen/µl moesten minimaal een van de volgende kenmerken aanwezig zijn: gebruik van orale corticosteroïden (OCS), polyposis nasi, FVC < 65% van voorspeld, ≥ 3 astma-aanvallen gedurende het voorgaande jaar of leeftijd ≥ 18 jaar bij diagnose.
De gemiddelde score op de de Sino-Nasal Outcome Test-22 (SNOT-22) van de patiënten met polyposis nasi in de voorgeschiedenis (34,2% in de benralizumab-groep en 35,8% in de placebogroep) was 51,5 punten in de benralizumab-groep en 48,2 punten in de placebogroep.
Minder astma-aanvallen en betere uitkomsten
Bij behandeling met benralizumab nam het jaarlijkse aantal astma-aanvallen met 49% af in vergelijking met placebo (0,94 vs. 1,86; p ≤ 0,0001). Daarnaast resulteerde benralizumab in een klinisch-revelante verbetering van de totaalscore op de St. George’s Respiratory Questionnaire (SGRQ) in week 24 in vergelijking met placebo (afname van 8,11; p ≤ 0,0001). In week 24 waren in de benralizumab-groep tevens de longfunctie, de score op de Asthma Control Questionnaire 6 (ACQ-6) en de SNOT-22 verbeterd in vergelijking met placebo.
Even veel AE’s
Adverse events (AE’s) kwamen in beide groepen in gelijke mate voor (in de benralizumab-groep bij 63,5% en in de placebogroep bij 62,4% van de patiënten). De meest frequent gemelde AE’s waren hoofdpijn, nasofaryngitis, sinusitis, koorts en bronchitis. Er werden minder serieuze AE’s gemeld in de benralizumab-groep (5,4%) dan in de placebogroep (10,9%).
Bron